In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten drugs, waaronder amfetamine, LSD, cocaïne, MDMA en 2C-B, op 9 april 2017 te Schiphol. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,- of tien dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsman aanvoerde dat er sprake was van onherstelbaar vormverzuim, omdat de verdachte niet de cautie had gekregen en niet was gewezen op zijn recht op rechtsbijstand. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen en geoordeeld dat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld op het moment van de aanhouding. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van een hoeveelheid drugs, maar sprak hem vrij van het bezit van acht papieren eenheden LSD, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof heeft de geldboete van € 500,- opgelegd, te betalen in tien maandelijkse termijnen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.