ECLI:NL:GHAMS:2019:2802

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
23-004377-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake drugsbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende soorten drugs, waaronder amfetamine, LSD, cocaïne, MDMA en 2C-B, op 9 april 2017 te Schiphol. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,- of tien dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsman aanvoerde dat er sprake was van onherstelbaar vormverzuim, omdat de verdachte niet de cautie had gekregen en niet was gewezen op zijn recht op rechtsbijstand. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen en geoordeeld dat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld op het moment van de aanhouding. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van een hoeveelheid drugs, maar sprak hem vrij van het bezit van acht papieren eenheden LSD, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof heeft de geldboete van € 500,- opgelegd, te betalen in tien maandelijkse termijnen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004377-18
datum uitspraak: 6 juni 2019
TEGENSPRAAK (279 Sv.)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-135795-17 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 mei 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 9 april 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 0,45 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
- ongeveer 8 papieren eenheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD,
- ongeveer 37 papieren eenheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD en/of cocaïne,
- ongeveer 2 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een amteriaal bevattende MDMA, en/of
- ongeveer 1,17 gram (9 tabletten), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde amfetamine, LSD, cocaïne, MDMA en/of 2C-B (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van de gevoerde verweren

a. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van de verdachte inhoudende ‘dat de olijfgroene rugzak zijn eigendom was’ van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat de verdachte daaraan voorafgaand niet de cautie heeft gekregen of is gewezen op zijn recht op rechtsbijstand, terwijl dat wel had gemoeten, nu op dat moment reeds een redelijk vermoeden van enig strafbaar feit aanwezig was door de aanwezigheid van een sterke henneplucht in de auto. Ook de aanhouding en de fouillering van de verdachte zijn daarom onrechtmatig en dienen van het bewijs te worden uitgesloten. Bij gebreke van die verklaring resteert onvoldoende bewijs dat de rugtas aan de verdachte toebehoorde.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. De eigenaar van auto waarin de verdachte zich op 8 april 2017 rond 23.30 uur bevond, stond gesignaleerd voor aanhouding voor afname van een DNA-monster. Om die reden heeft de bestuurder een volgteken gekregen en is de auto geleid naar de Randweg te Schiphol. Bij het vorderen van het rijbewijs van de bestuurder roken de verbalisanten dat een sterke henneplucht uit het voertuig kwam en vroegen zij de inzittenden of zij in het bezit waren van drugs.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat op het moment dat de verbalisanten een henneplucht in de auto roken, nog geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld van een strafbaar feit. Die lucht kon immers ook het gevolg zijn van niet strafbare handelingen.
De verbalisanten waren dus, anders dan door de verdediging betoogd, niet gehouden de verdachte op dat moment de cautie te geven en hem te wijzen op zijn recht op rechtsbijstand. Het hof verwerpt dit verweer.
b. De raadsman heeft verder nog aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zevenendertig zegels en acht zegels bevattende LSD (en cocaïne) in zijn bezit had, omdat van deze zegels telkens slechts één exemplaar is getest, kan het bezit van maximaal twee zegels worden bewezen.
i. Het hof spreekt de verdachte vrij van het aanwezig hebben van acht papieren eenheden bevattende LSD, omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat de verdachte deze in zijn bezit heeft gehad.
Het hof verwerpt het verweer onder b. eveneens, nu deze zegels zich allemaal in een één gripzakje bevonden en kennelijk zodanig gelijk waren dat de NFI-deskundige geen reden zag meer dan een monsteronderzoek te doen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien
verstande dat:
hij op 9 april 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 0,45 gram een materiaal bevattende amfetamine,
- ongeveer 37 papieren eenheden bevattende LSD en/of cocaïne,
- 2 tabletten bevattende MDMA, en
- ongeveer 9 tabletten bevattende 2C-B.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte zat als passagier in een auto, op weg naar een feestje, en had diverse eenheden van verschillende soorten als harddrugs aangemerkte middelen bij zich. De hoeveelheden doen vermoeden dat deze niet allemaal voor eigen gebruik waren. Consumptie van deze stoffen kan een gevaar voor de gezondheid van de gebruiker opleveren.
De raadsman heeft verzocht om in plaats van een geldboete een taakstraf op te leggen in verband met de zeer beperkte financiële middelen van de verdachte. De Wajong-uitkering van de verdachte wordt voor hem beheerd, hij ontvangt een paar tientjes leefgeld per week.
Het hof acht alles afwegende oplegging van een geldboete van een € 500,- passend en geboden. Naar het oordeel van het hof komt oplegging van een taakstraf niet in aanmerking. Het hof houdt rekening met de financiële situatie van de verdachte en zal bepalen dat de geldboete in tien maandelijkse termijnen kan worden voldaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
10 (tien) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.M. van der Nat en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 juni 2019.
Mr. Van der Nat is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]

[…]

[…]

[…]