ECLI:NL:GHAMS:2019:2811
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake auteursrechten en naburige rechten met betrekking tot dwangsommen en beslaglegging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door Mr. J.A. Dullaart, curator in het faillissement van [X]. De curator is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin vorderingen van [X] tot opheffing van dwangsommen en beslaglegging zijn afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende grond was om de dwangsommen op te heffen, aangezien er herhaaldelijk inbreuken op het stakingsgebod waren geconstateerd. De curator heeft in het hoger beroep een incidentele vordering ingesteld, waarin hij vraagt om een voorlopig oordeel over de verjaring van de dwangsommen en de opheffing van de beslagen door BUMA.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken bepaald dat [X] en een door hem bestuurde vennootschap, SCOEZH, verboden zijn om inbreuken te maken op de auteursrechten en naburige rechten van rechthebbenden die door BUMA en Sena worden vertegenwoordigd. Dit verbod is bij arrest van het hof bekrachtigd. BUMA heeft aanspraak gemaakt op verbeurde dwangsommen en heeft beslag gelegd. De curator heeft zich in het geding gesteld, maar kon aanvankelijk geen standpunt innemen vanwege een lopend cassatieberoep tegen de faillietverklaring.
Het hof heeft in het incident de vorderingen van de curator afgewezen. De primaire vordering tot het geven van een voorlopig oordeel werd niet toewijsbaar geacht, omdat een kort geding geen ruimte biedt voor een verklaring voor recht. De subsidiaire vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid van eerdere vonnissen werd eveneens afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De vorderingen met betrekking tot de beslagen zijn niet ontvankelijk verklaard, aangezien deze bij de rechtbank moeten worden ingediend. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere uitlating door partijen.