ECLI:NL:GHAMS:2019:3010

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
23-002063-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een mobiele telefoon met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van diefstal van een mobiele telefoon (merk: Samsung) op 28 januari 2016 in Amsterdam. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van drie weken gevorderd, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een taakstraf, rekening houdend met de leeftijd en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de ingediende stukken. De verdediging voerde aan dat de bewakingsbeelden die door de politie waren verkregen, niet rechtmatig waren en dat de verdachte vrijgesproken moest worden. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de beelden vrijwillig aan de politie waren verstrekt. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van het feit, de modus operandi van de verdachte en zijn recidive. De verdachte had de telefoon van een argeloze aangever gestolen terwijl deze zijn boodschappen inpakte. Het hof oordeelde dat de diefstal veel overlast voor de gedupeerde met zich meebracht en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten. Gezien deze omstandigheden legde het hof een gevangenisstraf van vier weken op, wat hoger was dan de eis van de advocaat-generaal. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002063-17
datum uitspraak: 22 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-689200-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (mobiele) telefoon (merk: Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is onduidelijk hoe de bewakingsbeelden door de politie zijn verkregen, waardoor niet is gebleken dat deze vrijwillig zijn verstrekt aan de politie. Het dossier bevat geen vordering ex artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering, zodat de beelden niet rechtmatig zijn verkregen en dus van het bewijs dienen te worden uitgesloten, net als de vruchten van die beelden, te weten de herkenningen van de verdachte door politieambtenaren. De administratie van de belwinkel kan, vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan, evenmin voor het bewijs worden gebezigd. De verklaring van
[naam] is als gevolg hiervan niet bruikbaar.
Het hof overweegt als volgt.
In het proces-verbaal van hoofdagent [verbalisant 1] van 24 mei 2016 (dossierpagina 5) is vermeld dat de aangever de beveiligingsbeelden bij de [winkel] heeft opgehaald en deze vervolgens heeft overgedragen aan de politie. Gelet op dit proces-verbaal is voldoende duidelijk dat de beelden vrijwillig aan de politie zijn verstrekt en dat deze dus rechtmatig zijn verkregen, zodat het daarop betrekking hebbende verweer feitelijke grondslag mist en wordt verworpen. De genoemde administratie noch de verklaring van [naam] worden voor het bewijs gebruikt, zodat het door de raadsvrouw betoogde in zoverre in het midden kan blijven.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft verzocht, in het geval het hof de bewakingsbeelden voor het bewijs wenst te bezigen, de aangever en verbalisant [verbalisant 2] te horen. Gelet op het vorenoverwogene acht het hof zich voldoende voorgelicht over de wijze van verkrijging van de camerabeelden, zodat het hof het horen van genoemde personen niet noodzakelijk acht en het verzoek afwijst.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 januari 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk: Samsung) toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring geen gevangenisstraf op te leggen. Daartoe heeft zij gewezen op de leeftijd van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, zijn persoonlijke omstandigheden (waaronder zijn verblijfsvergunning) en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Voor zover het hof nog ruimte ziet voor strafoplegging, heeft de raadsvrouw verzocht een taakstraf conform de richtlijnen voor minderjarigen op te leggen, te weten voor de duur van 40 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een mobiele telefoon van de persoon die voor hem in de rij stond bij de kassa van de [winkel]. Nadat de aangever zijn mobiele telefoon argeloos neerlegde om zijn boodschappen te kunnen inpakken, heeft de medeverdachte een tas over de telefoon gelegd, waarna de verdachte de telefoon pakte en in zijn jas stopte. Door zo te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van de argeloosheid van de aangever. Het hof acht de modus operandi waarmee de telefoon is buitgemaakt vergelijkbaar met de handelwijze van zakkenrollers. Dat geldt ook voor de buit. Een smartphone vervult in het dagelijks leven van veel Nederlanders een belangrijke rol en bevat (meestal) ook persoonlijke en privacygevoelige gegevens, zoals foto’s en Apps. De diefstal zorgt dan ook veelal voor veel overlast bij de gedupeerde.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 februari 2019 is hij bovendien eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de modus operandi van de verdachte, de aard van het buitgemaakte goed en de herhaalde recidive, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vier weken zonder meer gerechtvaardigd. Het hof komt dan ook tot een hogere straf dan door de advocaat-generaal gevorderd. In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd ziet het hof geen enkele aanleiding de op te leggen straf te matigen of te volstaan met een taakstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2019.