In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van diefstal van een mobiele telefoon (merk: Samsung) op 28 januari 2016 in Amsterdam. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van drie weken gevorderd, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een taakstraf, rekening houdend met de leeftijd en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de ingediende stukken. De verdediging voerde aan dat de bewakingsbeelden die door de politie waren verkregen, niet rechtmatig waren en dat de verdachte vrijgesproken moest worden. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de beelden vrijwillig aan de politie waren verstrekt. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.
Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van het feit, de modus operandi van de verdachte en zijn recidive. De verdachte had de telefoon van een argeloze aangever gestolen terwijl deze zijn boodschappen inpakte. Het hof oordeelde dat de diefstal veel overlast voor de gedupeerde met zich meebracht en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten. Gezien deze omstandigheden legde het hof een gevangenisstraf van vier weken op, wat hoger was dan de eis van de advocaat-generaal. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht.