ECLI:NL:GHAMS:2019:3025

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
23-000140-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in Breezand

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van cocaïne. De tenlastelegging omvatte drie hoofdpunten: het telen van 119 hennepplanten in een pand in Breezand, het illegaal afnemen van elektriciteit van Liander N.V. en het bezit van 6,78 gram cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij het hof de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging heeft genomen.

De verdachte had een hennepkwekerij in zijn woning, wat niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook vaak gepaard gaat met andere vormen van strafbaar handelen. De elektriciteit voor de kwekerij werd illegaal afgenomen, wat leidde tot een kwalificatie van diefstal. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en heeft een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd niet afgewezen, maar omgezet in een taakstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000140-19
datum uitspraak: 19 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 maart 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-008477-18 en 96-097489-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in de periode van 26 juli 2017 tot en met 21 september 2017 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 119 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 26 juli 2017 tot en met 21 september 2017 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand/woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit/stroom onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
3.
hij op of omstreeks 21 september 2017 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,78 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 26 juli 2017 tot en met 21 september 2017 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van 119 hennepplanten.
2.
hij in de periode van 26 juli 2017 tot en met 21 september 2017 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen elektriciteit/stroom toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit/stroom onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
3.
hij op 21 september 2017 te Breezand, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk aanwezig heeft gehad 6,78 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft onder verwijzing naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) primair verzocht een taakstraf van 30 uren en een geldboete van € 1.000 op te leggen, subsidiair een taakstraf van 120 uren, eventueel met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in zijn woning een hennepkwekerij aanwezig gehad. Gelet op het aantal daarin aanwezige hennepplanten (119 stuks), zal de geplande oogst bestemd zijn geweest voor de handel. Het aanwezig hebben van hennep op deze schaal is verboden vanwege de schadelijke gevolgen daarvan. De consumptie van hennep is nadelig voor de (volks)gezondheid, terwijl de handel in hennep gepaard pleegt te gaan met andere vormen van strafbaar handelen.
De voor de kwekerij benodigde elektriciteit werd – na verbreking van de zegels van de aansluitkast van de woning en de aanleg van een illegale elektriciteitsaansluiting – niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd, zodat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal. Aldus heeft hij gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van de gedupeerde energieleverancier aan de dag gelegd. Bovendien heeft hij zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 6,78 gram cocaïne. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid en vormen als zodanig een bedreiging voor de volksgezondheid.
Het hof heeft gelet op de straffen die voor het bezit van hoeveelheden van 100 tot 500 hennepplanten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin worden een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren genoemd. Anders dan de raadsman heeft gesteld, zien deze oriëntatiepunten niet tevens op de diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij. Gelet op het professionele karakter van de kwekerij, de diefstal van de elektriciteit en het voorhanden hebben van de cocaïne, acht het hof een taakstraf voor de duur van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, omdat de verdachte thans als zzp’er werkzaam is en een belangrijke opdrachtgever zal verliezen indien hij twee weken niet beschikbaar is.
Het hof oordeelt als volgt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor het geloofwaardig functioneren van het wettelijke systeem van algemene en bijzondere voorwaarden is het van essentieel belang dat overtreding van dergelijke voorwaarden niet vrijblijvend is. Daarom is er naar het oordeel van het hof geen grond de vordering af te wijzen. Wel ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf een taakstraf gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2016 met parketnummer 96-097489-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juni 2019.
mr. Van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen