ECLI:NL:GHAMS:2019:3108

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
23-000780-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een scooter door een minderjarige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2001 in Marokko, was aangeklaagd voor opzetheling van een scooter, merk Kymco, die op 29 november 2018 in Amsterdam was verworven. De kinderrechter had eerder een leerstraf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 25 juli 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat de scooter van misdrijf afkomstig was. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de medeverdachte, die de verdachte had belast, voldoende betrouwbaar was en ondersteund werd door andere bewijsmiddelen, zoals het proces-verbaal van de politie. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte opzetheling had gepleegd en vernietigde het vonnis van de kinderrechter. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren en 10 dagen jeugddetentie, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit. De uitspraak benadrukt het belang van het beschermen van eigendommen en het tegengaan van de afzetmarkt voor gestolen goederen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000780-19
datum uitspraak: 8 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-243907-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 2001,
adres: [adres 1] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in de Kleinschalige Voorziening, [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een scooter (merk:Kymco type:People S kleur:zwart) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een scooter (merk:Kymco type:People S kleur:zwart) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht de verdachte vrij te spreken en heeft daartoe hij het volgende aangevoerd.
Uit het dossier valt niet af te leiden dat de verdachte de scooter voorhanden heeft gehad noch dat hij wist of had moeten vermoeden dat de scooter van misdrijf afkomstig was. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] moet worden uitgesloten van het bewijs, nu de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad hem als getuige te horen en de verklaring van de getuige heeft te gelden als ‘sole or decisive’, zodat het gebruik daarvan in strijd moet worden geacht met het EVRM (o.a. EHRM inzake Vidgen v. Nederland) .
De raadsman heeft verzocht medeverdachte [medeverdachte] als getuige te horen, indien het hof voornemens is zijn verklaring voor het bewijs te gebruiken.
Het hof maakt uit de verklaring van [medeverdachte] op dat de verdachte de scooter heeft bestuurd, terwijl [medeverdachte] achterop zat. Het hof acht de verklaring van [medeverdachte] voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te bezigen, nu deze steun vindt in het proces-verbaal van bevindingen van de politie en [medeverdachte] ook zichzelf heeft belast. Daar staat tegenover dat de verdachte zich bij de politie op zijn zwijgrecht heeft beroepen en dus geen (aannemelijke) verklaring voor de voor hem belastende feiten en omstandigheden heeft gegeven. Pas op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat een derde, onbekend gebleven persoon – van wie de verdachte de naam niet heeft genoemd – op de scooter heeft gereden, terwijl hij (verdachte) in de Tinterettostraat op [medeverdachte] stond te wachten. Het hof is van oordeel dat deze verklaring geenszins aannemelijk is geworden.
Het hof acht in het licht van het voorgaande de primair tenlastegelegde opzetheling van de scooter wettig en overtuigend bewezen. Het hof neemt daarbij als vaststaand aan dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van de scooter wist dat dit een van diefstal afkomstig vervoermiddel was. Daartoe is redengevend dat de verdachte noch de medeverdachte over een sleutel van de scooter beschikten, terwijl de voorkap van de scooter ter hoogte van het stuur kapot was en daaruit zichtbaar draden hingen die doorverbonden waren en afkomstig waren van het contactslot. Dat de verdachte ook heeft waargenomen dat de scooter door middel van deze draden werd bediend, maakt het hof op uit zijn verklaring op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in alle onderdelen verworpen.
Het hof komt voorts tot het oordeel dat de bewezenverklaring niet in beslissende mate steunt op de verklaring van [medeverdachte] . Diens verklaring wordt immers in belangrijke mate ondersteund door de – hierna weergegeven – bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] . De omstandigheid dat de verdediging geen gelegenheid heeft gehad [medeverdachte] te ondervragen, staat onder deze omstandigheden dan ook niet in de weg aan het gebruik van diens verklaring voor het bewijs.
Voor wat betreft het voorwaardelijke verzoek [medeverdachte] als getuige te horen, overweegt het hof dat de raadsheer-commissaris herhaaldelijk vergeefs heeft geprobeerd [medeverdachte] als getuige te horen en dat [medeverdachte] daartoe niet bereid is gebleken. Nu de verdediging voorts geen (andere) contactgegevens van [medeverdachte] heeft verstrekt – aan de hand waarvan een getuigenverhoor eventueel met een bevel medebrenging zou kunnen worden gerealiseerd – is onaannemelijk dat [medeverdachte] binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 november 2018 te Amsterdam een goed, te weten een scooter (merk: Kymco type: People S kleur: zwart) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018244254-4 van 29 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 6-9]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op donderdag 29 november omstreeks 15:25 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 1] , mij in uniform
gekleed en rijdend op een opvallende dienstmotor en met een speciale opdracht belast op het Raphaelplein vlak voor de kruising met de Tintorettostraat te Amsterdam.
Daar zag ik [verbalisant 1] op een afstand van ongeveer 50 meter een snorfiets rijden over de Tintorettostraat, komende vanaf de Michelangelostraat en gaande in de richting van het Olympiaplein. Ik zag dat twee jongens op deze snorfiets zaten. Op de kruising zag ik dat beide jongens mijn kant op keken. Ik zag dat beide jongens donkere kleding en een jas met een bontkraag droegen. Ik zag dat deze jongens op de eerder genoemde kruising hun weg vervolgden over de Tintorettostraat richting het Olympiaplein. Omdat ik nog niet op de kruising reed verloor ik deze jongens uit het zicht. Na ongeveer 3 seconden sloeg ik rechtsaf achter deze jongens aan op de Tintorettostraat. Op het moment dat ik in de Tintorettostraat reed zag ik op een afstand van 20 meter van mij twee jongens naast een snorfiets staan. Deze beide jongens herkende ik aan de donkere kleding, de jassen met bontkraag en de snorfiets als zijnde de opzittenden van deze snorfiets. Ik zag dat de snorfiets half in een parkeervak en half op de rijbaan stond geparkeerd. Hierdoor kreeg ik het idee dat deze snorfiets snel geparkeerd was. Verder in de Tintorettostraat zag ik op dat moment niemand lopen dan wel rijden. Deze jongens bleken achteraf te zijn genaamd: [verdachte] en [medeverdachte] . Ik zag dat [verdachte] vlak naast de linkerzijde van de snorfiets stond. Ik zag dat [medeverdachte] rechts van de scooter stond.
[medeverdachte] en [verdachte] verklaarden niet in het bezit te zijn van de sleutel van de bromfiets.
Hierop hebben wij, verbalisanten, het chassisnummer gecontroleerd. Nadat wij dit chassisnummer hadden nagevraagd kregen wij de volgende gegevens binnen van het RDW:
Chassisnummer [chassisnummer]
Merk: Kymco
Type People S
Kenteken: [kenteken]
GESTOLEN met proces-verbaal 2018243361.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat het contactslot nog intact was en dat de voorkap ter hoogte van het stuur kapot was. Ik zag tevens dat er meerdere draden los achter de kapotte kap zaten. Ik zag dat deze draden doorverbonden waren en afkomstig waren vanaf het contactslot. Doordat de draden waren doorverbonden kon de snorfiets zonder sleutel gestart worden.
2. Een geschrift, zijnde aan afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL1300-2018243361 van 28 november 2018 [doorgenummerde pagina’s 4-5]. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang:
Aangifte van diefstal bromfiets/snorfiets
Naam aangever: [aangever]
Pleegplaats: [adres 3] , openbare weg
Tijdstip achtergelaten: 17-11-2018 01:30
Tijdstip geconstateerd: 19-11-2018 09:00
Omschrijving voorval: Mijn bromfiets is gestolen.
Bromfiets - Gestolen
Merk: Kymco
Type: People S
Kleur: Zwart
Kenteken: [kenteken] .
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2018244254-9 van 29 november 2018 , in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s 17-21]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 29 november 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[medeverdachte]:
V: Met wie was je toen je werd aangehouden?
A: Met een vriend (…), ik ken hem als [verdachte] .
V: Waar waren jullie naartoe onderweg?
A: We zaten op een bankje bij Station Zuid. Daar zat ik met [verdachte] en meerdere mensen.
Daar zat een maat, althans dat dacht ik, en daar mochten wij de scooter van lenen. Ik ben achterop gaan zitten op de scooter. En we zijn gaan rijden.
4. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 26 februari 2019. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Toen ik werd aangehouden was ik met [medeverdachte] . De brommer is uit gezet door iets met de bedrading te doen.
Het hiervoor vermelde geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, is slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een leerstraf Tools4U voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 15 uren, subsidiair 7 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarde is daarbij opgelegd dat hij zich aan het schoolrooster dient te houden, waarop het Leger des Heils jeugdbescherming en jeugdreclassering toezicht zal houden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een leerstraf Tools4U voor de duur van 35 uren en een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 15 uren, subsidiair 7 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een scooter. Door dit handelen heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 juli 2019 is hij zeer onlangs (op 7 juni 2019) ook wegens opzetheling onherroepelijk veroordeeld.
Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 21 februari 2019 schetst een zorgelijk beeld van het functioneren van de verdachte in zijn thuissituatie. Uit de toelichting van de Raad en JBRA op de terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat de verdachte thans in het kader van voorlopige hechtenis in een nieuwe strafzaak in de Kleinschalige Voorziening van Spirit verblijft.
De Raad maakt zich grote zorgen om de zelfbepalende houding van de verdachte en diens vele politiecontacten in het afgelopen jaar. In de onderhavige strafzaak heeft de Raad geadviseerd de leerstraf Tools4U Plus op te leggen voor de duur van 35 uren en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf met een aantal bijzondere voorwaarden, zoals verplichte schoolgang en meewerken aan ambulante hulpverlening die JBRA nodig acht.
Hoewel het hof ziet dat sprake is van een zeer zorgelijke situatie in het functioneren van de verdachte acht het hof - gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting jeugd - een werkstraf van 20 uur ook in de onderhavige zaak passend en geboden. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte thans geen reden anders te straffen en houdt daarbij rekening met het feit dat in de openstaande strafzaak met parketnummer 13/148939-19 een persoonlijkheidsonderzoek wordt verricht en dat de probleemgebieden van de verdachte in kaart worden gebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. A.M. van Woensel en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 augustus 2019.
Mr. M.K. Durdu-Agema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]