ECLI:NL:GHAMS:2019:3264

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2019
Publicatiedatum
6 september 2019
Zaaknummer
23-000616-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van overvallen met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van twee overvallen, gepleegd op respectievelijk 1 en 2 augustus 2018 in Haarlem. De eerste overval betrof een juwelier, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer, [slachtoffer 1]. De verdachte heeft de medeverdachte aangezet tot het gebruik van geweld door hem instructies te geven over de overval. De tweede overval was gericht op een andere winkel, [winkel 2], waarbij wederom geweld en bedreiging met een mes werd toegepast tegen [slachtoffer 2]. Het hof oordeelde dat, hoewel er geen gezamenlijke uitvoering was, de bijdrage van de verdachte aan de overvallen van zodanig gewicht was dat het medeplegen bewezen kon worden. De verdachte heeft een sturende rol gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overvallen, wat leidde tot een veroordeling voor diefstal met geweld en poging tot diefstal met geweld. De straf die aan de verdachte is opgelegd bedraagt 20 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000616-19
datum uitspraak: 6 september 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-196231-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 augustus 2018 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een armband (bestaand uit zilver en/of goud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij haar haar polsen/handen vast te pakken en/of deze haar naar beneden te dwingen dan wel te bewegen, en/of
- die [slachtoffer 1] om haar middel vast te pakken en/of (vervolgens) met haar hoofd op het bureau te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen "overval" en/of "werk je mee, werk je mee" en/of "Sleutel" althans woorden van gelijke strekking, en/of
- met die [slachtoffer 1] te worstelen/vechten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 01 augustus 2018 te Haarlem, een armband (bestaand uit zilver en/of goud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan [medeverdachte] toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij haar polsen/handen vast te pakken en/of deze haar naar beneden te dwingen dan wel te bewegen, en/of
- die [slachtoffer 1] om haar middel vast te pakken en/of (vervoglens) met haar hoofd op het bureau te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen “overval” en/of “werk je mee, werk je mee” en/of ‘Sleutel” althans woorden van gelijke strekking,
- met die [slachtoffer 1] te worstelen/vechten,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2018 tot en met 01 augustus 2018 te Haarlem opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- met voormelde [medeverdachte] vooromschreven overval te plannen en/of een rolverdeling af te spreken en/of afspraken over verdeling van de buit te maken, en/of
- die [medeverdachte] inlichtingen te verschaffen omtrent (onder meer) de openingstijd(en) van [winkel 1] en/of het alleen in de winkel zijn van aangeefster en/of
- die [medeverdachte] instructie te geven omtrent (onder meer) het te plegen geweld en/of
- ( kort) voor de overval zich in de buurt van de te overvallen winkel [winkel 1] te begeven;
2.
hij op of omstreeks 02 augustus 2018 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, geld en/of goed(eren) naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of de winkel genaamd [winkel 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] één of meermalen (met kracht) met (een) (tot vuist gebalde) hand(en) tegen zijn gelaat te slaan en/of stompen en/of
- die [slachtoffer 2] met een (brood)mes bedreigd en/of met dat (brood)mes (meerdere malen) stekende bewegingen in de richting van het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt,
- daarbij die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd "vullen die tas" of woorden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 02 augustus 2018 te Haarlem ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om geld en/of goed(eren) naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of de winkel genaamd [winkel 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goed(eren) naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan [winkel 2] toebehoorde,
- die [slachtoffer 2] één of meermalen (met kracht) met (een) (tot vuist gebalde) hand(en) tegen diens gelaat heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer 2] met een (brood)mes heeft bedreigd en/of met dat (brood)mes (meerdere malen) stekende bewegingen in de richting van het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd "vullen die tas" of woorden van soortgelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2018 tot en met 2 augustus 2018 te Haarlem, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- met voormelde [medeverdachte] vooromschreven overval te plannen en/of een rolverdeling af te spreken en/of afspraken over verdeling van de buit te maken, en/of
- die [medeverdachte] op te dragen dan wel met die [medeverdachte] af te spreken een (groot) mes mee te nemen en/of dit (groot) mes ter plaatse te verstoppen en/of
- aan die [medeverdachte] te laten weten dat het “showtime” was, te weten dat het moment om de overval te plegen daar was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt ten aanzien van feit 2 dan de rechtbank.

Overwegingen

Advocaat-generaal
Ten aanzien van de onder feit 1 tenlastegelegde overval op [winkel 1] te Haarlem op 1 augustus 2018 heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het door de medeverdachte toegepaste geweld ook moet worden toegerekend aan de verdachte. Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde overval op de [winkel 2] te Haarlem op 2 augustus 2018 stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat het medeplegen van deze overval wettig en overtuigend bewezen is. De medeverdachte is veroordeeld wegens het medeplegen van deze overval, uit het dossier blijkt overduidelijk dat sprake is van twee betrokken personen en de modus operandi tussen de twee overvallen is nagenoeg hetzelfde.
Verdediging
Ten aanzien van de tenlastegelegde overval op [winkel 1] op 1 augustus 2018 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit ten aanzien van het geweld dat is toegepast door de medeverdachte. Het opzet van de verdachte was gericht op een ‘kale diefstal’. Niet elke reële kans op geweld is een aanmerkelijke kans. Ten aanzien van de tenlastegelegde medeplegen van de overval op de [winkel 2] op 2 augustus 2018 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Niet is voldaan aan het opzetvereiste, nu de verdachte op het moment suprême niet is verschenen en zijn telefoon had uitgezet. Daaruit blijkt dat hij geen opzet (meer) had op de overval door de medeverdachte. Bovendien zijn de Whatsapp-berichten die door de verdachte zijn verstuurd onvoldoende voor een substantiële bijdrage aan of een nauwe en bewuste samenwerking bij de overval. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan de overval op de [winkel 2] , heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Ook hier geldt dat de verdachte geen opzet (meer) heeft gehad op het plaatsvinden van de overval. Bovendien is geen sprake geweest van het geven van inlichtingen, gelegenheid of middelen.
Oordeel van het hof
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Voor de beoordeling van de vraag of de verdachte een zodanige intellectuele en/of materiële bijdrage aan de twee overvallen heeft geleverd dat kan worden aangenomen dat hij opzettelijk de diefstallen voorafgegaan en vergezeld van geweld heeft medegepleegd, speelt de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, een rol. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende:
- de verdachte en de medeverdachte hebben samen een plan gemaakt om [winkel 1] in Haarlem op 1 augustus 2018 te overvallen;
- de medeverdachte moest van de verdachte met een mes langs de nek van de eigenaresse gaan waarbij hij moest zeggen: ‘werk mee of ik maak je dood’;
- de medeverdachte moest de verdachte bellen alvorens de overval te plegen;
- de telefoon van de medeverdachte heeft de ochtend voor deze overval alleen contact gehad met de telefoon van de verdachte;
- de medeverdachte heeft na de overval op 1 augustus 2018 de verdachte gebeld omdat hij verslag moest uitbrengen. De medeverdachte vertelde dat de overval mislukt was, omdat ze waren uitgegaan van een grote(re) buit;
- de buit van de overval van [winkel 1] te Haarlem zou 50/50 tussen de verdachte en de medeverdachte worden verdeeld;
- de verdachte was boos en de medeverdachte moest het goedmaken van hem;
- de verdachte wilde geld hebben en de medeverdachte moest er maar over nadenken hoe hij aan geld kon komen;
- de medeverdachte had niet verwacht dat hij weer iets moest gaan doen;
- op 2 augustus 2018 heeft de telefoon van de medeverdachte enkel en alleen contact gehad met het telefoonnummer van de verdachte;
- zij zouden de overval op [winkel 2] op 2 augustus 2018 ook samen gaan plegen;
- de verdachte heeft voorafgaand aan de overval diverse Whatsapp berichtjes aan de medeverdachte gestuurd, waaronder: ‘Neem zo een grote [afbeelding van een mes] mee’, ‘Waar blijf je euh’, ‘Hoelang’, ‘En neem die mee’ en ‘Showtime’, waaruit moet worden afgeleid dat de medeverdachte van de verdachte een mes mee moest nemen en dat op het moment van ‘Showtime’ de medeverdachte de overval kon gaan plegen;
- de overval op 2 augustus 2018 was van te voren door de verdachte en de medeverdachte beraamd;
- de medeverdachte had een tasje bij zich om de buit in te doen; de verdachte had hem verteld dat de man van de [winkel 2] mee zou werken en de medeverdachte moest het tasje met de buit in het park achterlaten. De verdachte zou het tasje mee nemen en de buit verdelen;
- de [winkel 2] was uitgekozen omdat de man mee zou werken.
Ten aanzien van de vraag wie een leidende rol heeft gehad in het maken van de afspraken en wie een substantiële rol heeft gehad in de voorbereiding, staan de verklaringen van de verdachte en medeverdachte tegenover elkaar. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de medeverdachte, mede omdat hij in een vroeg stadium volledig openheid van zaken heeft gegeven, ook op onderdelen die nadelig zijn voor hemzelf.
Ten aanzien van feit 1
Het hof is van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het door de medeverdachte toegepaste geweld. Zoals de medeverdachte heeft verklaard wilde de verdachte dat de medeverdachte een mes zou meenemen en het slachtoffer zou bedreigen. Daarmee heeft de verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de medeverdachte, met het mes of anderszins, geweld zou toepassen.
Ten aanzien van feit 2
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte een sturende rol heeft gehad voorafgaande aan het plegen van het feit. De verdachte berichtte de medeverdachte dat hij een mes moest nemen en bepaalde wanneer de overval zou worden gepleegd. De verdachte bepaalde dat de medeverdachte de buit in het park moest achterlaten opdat de verdachte de buit kon verdelen. De rol van de verdachte was dan ook van aanzienlijk gewicht. Mede gelet op het bewijs voor het onder 1 ten laste gelegde feit, hebben de verdachte en de medeverdachte ook bij het onder 2 ten laste gelegde feit nauw en bewust samengewerkt. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde van zodanig gewicht dat het tenlastegelegde medeplegen is bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 augustus 2018 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, een armband van zilver en goud die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] met kracht bij haar haar handen vast te pakken en haar naar beneden te dwingen dan wel te bewegen, en
- die [slachtoffer 1] om haar middel vast te pakken en
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen "overval" en "werk je mee, werk je mee" en "Sleutel" en
- met die [slachtoffer 1] te worstelen/vechten;
2.
hij op 2 augustus 2018 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander geld en/of goed(eren) naar hun gading, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of de winkel genaamd [winkel 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] meermalen met kracht met een tot vuist gebalde hand tegen zijn gelaat te slaan en
- die [slachtoffer 2] met een broodmes te bedreigen en met dat broodmes meerdere malen stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 2] te maken,
- daarbij die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "vullen die tas" of woorden van gelijke strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht het onvoorwaardelijke strafdeel niet langer te laten duren dan reeds door de rechtbank is opgelegd, zodat de verdachte op zijn verjaardag dit jaar vrij komt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, samen met een ander, een overval op een juwelier en een sigaren / tijdschriften winkel gepleegd. De verdachte heeft een ander aangezet om de overval te plegen om zelf zo veel mogelijk buiten schot te blijven en zonder veel moeite aan geld te kunnen komen. De medeverdachte is als brute kracht de winkel ingestuurd en heeft hierbij beide keren geweld gebruikt. De verdachte en zijn mededader hebben zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van hun daad voor de slachtoffers. Feiten als de onderhavige leveren een ernstige inbreuk op de rechtsorde op en versterken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven hier nog lange tijd psychisch nadeel van kunnen ondervinden. Oplegging van een vrijheidsbenemende straf van meerdere jaren is voor twee overvallen als deze zonder meer gerechtvaardigd en deze wordt in soortgelijke zaken dan ook opgelegd.
Dat het hof in deze zaak een lagere straf oplegt, is ingegeven door de straffen die het openbaar ministerie in eerste aanleg en in hoger beroep heeft gevorderd, de straf die door de rechtbank in de zaak van de medeverdachte is opgelegd, de jeugdige leeftijd van de verdachte en de overige persoonlijke omstandigheden die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken.
Het hof acht, alles afwegende, dan ook een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Bij de strafoplegging is het volgende nog van belang. Volgens artikel 9, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht kan in geval van een veroordeling tot gevangenisstraf of hechtenis waarvan het onvoorwaardelijke deel ten hoogste zes maanden bedraagt, tevens een taakstraf worden opgelegd. De door de rechtbank opgelegde taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, is derhalve naast de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, wettelijk niet toegestaan.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.849,54. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot € 3.917,-, bestaande uit € 2.317,- aan materiële schade en € 1.600,- aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, derhalve is enkel het in eerste aanleg toegewezen deel nog aan de orde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat deze vordering in hoger beroep niet aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.917,00 (drieduizend negenhonderdzeventien euro) bestaande uit € 2.317,00 (tweeduizend driehonderdzeventien euro) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 augustus 2018.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 370,00(driehonderdzeventig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.917,00 (drieduizend negenhonderdzeventien euro) bestaande uit € 2.317,00 (tweeduizend driehonderdzeventien euro) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
49 (negenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 augustus 2018.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. P.C. Römer en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 september 2019.