ECLI:NL:GHAMS:2019:3391

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
23-003481-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling van echtgenote in vliegtuig

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Roemenië, was beschuldigd van het mishandelen van zijn echtgenote in een vliegtuig op 1 april 2018, toen zij op Schiphol landden. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de getuigenverklaringen in onderling verband en samenhang heeft bekeken. De verdediging voerde aan dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat er geen solide aanknopingspunten waren voor deze stelling. De getuigenverklaringen waren consistent en ondersteunden de beschuldiging van mishandeling. Het hof oordeelde dat de verdachte zijn echtgenote in het gezicht had geslagen, wat leidde tot een gescheurde lip die gehecht moest worden.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter omdat deze niet voldeed aan de wettelijke eisen, met name omdat het vonnis enkel een opsomming van bewijsmiddelen bevatte zonder in te gaan op het vrijspraakverweer. Het hof verklaarde de verdachte schuldig aan mishandeling en legde een taakstraf op van 50 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De beslissing van het hof benadrukt de ernst van de mishandeling, vooral gezien de omstandigheden waaronder deze plaatsvond, namelijk in een vliegtuig in het bijzijn van andere passagiers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003481-18
datum uitspraak: 18 september 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-063134-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 april 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer zijn echtgenote,
[slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het vonnis niet voldoet aan de bepalingen van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering nu in het vonnis is volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, terwijl een vrijspraakverweer is gevoerd.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe kort gezegd aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen niet betrouwbaar zijn, met name gezien de uiteenlopende verklaringen over hetgeen na het gebeuren heeft plaatsgevonden.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat er geen (solide) aanknopingspunten zijn voor de stelling dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar zijn. De getuigen verklaren in essentie eensluidend en op basis van hun verklaringen in onderling verband en samenhang bezien, in combinatie met het waargenomen letsel, wordt bewezen geacht dat de verdachte de verweten mishandeling heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 april 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, zijn echtgenote [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] in het gezicht te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 september 2019, met de verklaring van de verdachte, voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Op 1 april 2018 zat ik met mijn vrouw en hond in het vliegtuig uit Boekarest.
Wij waren geland op Schiphol. Ik erken dat ik in de fout ben gegaan. Ik heb mijn vrouw geslagen met mijn trouwring.
2.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1], doorgenummerde pag. 033-034.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[naam 1], voor zover van belang en
zakelijk weergegeven:
Op zondag 1 april 2018 bevond ik mij aan boord van het toestel [vlucht], afkomstig uit Boekarest, Roemenië, met eindbestemming Amsterdam.
Ik zat op stoel nummer [nummer 1]. Er zat een stel achter mij. De man sliep gedurende de gehele vlucht. Toen het vliegtuig geland was en onderweg was naar de gate hoorde ik de man in het Roemeens tegen de vrouw naast hem schreeuwen. Ik versta Roemeens en ik hoorde de man zeggen: "We zijn hier net" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat de man zijn rechterhand naar achteren bewoog en met kracht naar voren bracht in de richting van de mond van de vrouw. Ik zag dat de man zijn vuist gebald had. Ik zag dat zijn vuist tegen de mond van de vrouw kwam. Ik zag dat mond van de vrouw begon te bloeden. Ik zag en hoorde dat de vrouw huilde.
3.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pag. 030-032.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[naam 2], voor zover van belang en
zakelijk weergegeven:
Ik werk bij de luchtvaartmaatschappij [maatschappij] in de functie van
cabin attendant. Vandaag, zondag 1 april 2018, ben ik in Boekarest op de luchthaven Otopeni als crewlid opgestapt op de vlucht [vlucht] met bestemming Amsterdam. Het betrof een Boeing 737-700, dat is een klein toestel. We hadden 70 passagiers aan boord terwijl er 138 aan boord kunnen. Er waren dus veel lege stoelen.
Ik was werkzaam achterin de cabine. Aangezien het een klein toestel betreft sta je dan in je eentje achterin. Omdat er weinig passagiers aan boord waren hebben wij na take off bij alle passagiers aangegeven dat als zij meer ruimte wensten zij zich naar achteren in het toestel konden begeven. Ik zou hun dan nieuwe stoelen aanbieden. Dit gebeurde ook met de man en vrouw met een klein hondje, over wie ik hierna spreek. Het betrof een Roemeense man en zijn Roemeense vrouw. Zij zaten eerst op stoel [nummer 2] en [nummer 3]. Het hondje zat op dezelfde rij en had een eigen stoel. Ik heb hen plaats laten nemen op stoelrij [nummer 4], op de stoelen D, E en F.
Vlak na de landing zat ik achterin te wachten. Ik hoorde dat de man zijn stem tegen de vrouw verhief. Toen ik direct hierop de cabine inkeek zag ik dat de man met zijn tot vuist gebalde rechterhand met volle kracht uithaalde en de vrouw raakte in het gezicht. Ik zag dat de vrouw hierop omver viel en over de stoel heen hing. Ik zag een enorme hoeveelheid bloed uit een wond in haar bovenlip komen. Ik zag dat de bovenlip compleet gespleten was.
4.
Een proces-verbaal van 1 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], doorgenummerde pag. 022-025, met fotobijlage pag. 026-029.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaringen van de verbalisanten, voor zover van belang en
zakelijk weergegeven:
Op zondag 1 april 2018 kregen wij het verzoek om te gaan naar bureau Plaza gelegen op Schiphol te Haarlemmermeer, in verband met een vrouw die mishandeld zou zijn door haar partner. Op bureau Plaza zagen wij dat de vrouw genaamd [slachtoffer] een gescheurde lip had. Wij hoorden collega's zeggen dat zij met [slachtoffer] bij de medische dienst geweest waren en dat zij naar het ziekenhuis moest om haar lip te laten hechten.
Wij hoorden [slachtoffer] zeggen dat zij absoluut geen aangifte wenste te doen tegen haar vriend/man genaamd [verdachte] (
het hof leest: [verdachte]). Wij hoorden haar zeggen: "Ik wil niemand kwaad doen".

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot diezelfde straf zal worden veroordeeld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn partner door met een vuist in haar gezicht te slaan. Daardoor is haar lip zodanig gescheurd, dat die gehecht moest worden in het ziekenhuis. Aldus heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Zij heeft door toedoen van de verdachte pijn geleden en letsel opgelopen. Daarbij komt dat haar dit is aangedaan door haar partner, bij wie zij zich bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen. Bovendien kunnen feiten als het onderhavige bijdragen aan gevoelens van onrust in de samenleving, temeer omdat de verdachte de mishandeling heeft gepleegd in een vliegtuig in het bijzijn van andere passagiers en bemanningsleden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. W.M.C. Tilleman en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 september 2019.
mr. S. Clement is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.