Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en maatregel
Vordering gebiedsverbod
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
materiëleschade heeft geleden ten bedrage van € 30,32. Daarnaast komt het hof de gevraagde vergoeding van de
immateriëleschade billijk voor. Naar het oordeel van het hof is, gelet op het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, voldoende onderbouwd dat sprake is van aantasting in de persoon, gelet op de gevolgen die het feit voor de benadeelde partij heeft gehad; zo heeft zij psychische klachten gekregen en heeft zij ander werk moeten zoeken. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De omstandigheid dat de benadeelde partij eerder een keer slachtoffer van een overval is geweest, hetgeen kan hebben bijgedragen aan de ernst van de klachten die zij na de onderhavige overval heeft ondervonden, kan daaraan niet afdoen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
€ 1.630,32 (duizend zeshonderddertig euro en tweeëndertig cent)bestaande uit € 30,32 (dertig euro en tweeëndertig cent) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 1.630,32 (duizend zeshonderddertig euro en tweeëndertig cent)bestaande uit € 30,32 (dertig euro en tweeëndertig cent) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
26 (zesentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.