ECLI:NL:GHAMS:2019:3657

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
23-001005-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2018. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat zou worden opgelegd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 47.590,00. De verdachte was eerder veroordeeld voor witwassen, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie gesteld dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel meer heeft, mits hij de schade die de benadeelde partij heeft geleden, vergoedt. De rechtbank had de veroordeelde toen verplicht tot betaling van € 22.711 aan de Staat. In hoger beroep is de verdachte echter vrijgesproken van het ten laste gelegde, wat heeft geleid tot de vraag of het openbaar ministerie nog ontvankelijk kon worden verklaard in de vordering tot ontneming.

Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, nu de verdachte is vrijgesproken, het openbaar ministerie niet kan worden ontvangen in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Deze beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en de procesgang, waarbij het hof ook de vordering van de advocaat-generaal heeft meegewogen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001005-18 (ontneming)
datum uitspraak: 9 oktober 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-706616-15 tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 47.590,00.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie gesteld dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel meer heeft als hij de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade heeft vergoed. De officier van justitie heeft daarom ter terechtzitting gerekwireerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil wordt gesteld.
De verdachte is bij vonnis van de rechtbank van 16 maart 2018 – kort gezegd – veroordeeld ter zake van witwassen. Voorts heeft de rechtbank bij vonnis van dezelfde datum de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 22.711 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tegen beide vonnissen is namens de verdachte/veroordeelde hoger beroep ingesteld. De verdachte is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 oktober 2019 met parketnummer 23-001004-18 vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 22.711 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Overweging hof

Nu de veroordeelde in de onderliggende strafzaak bij arrest van 9 oktober 2019 door dit hof is vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, kan het openbaar ministerie niet worden ontvangen in de vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. P.C. Römer en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2019.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]