ECLI:NL:GHAMS:2019:3673

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
23-004459-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel na beroep op noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor (poging tot) zware mishandeling en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, gepleegd op 11 augustus 2018. De tenlastelegging omvatte verschillende geweldshandelingen tegen het slachtoffer, die resulteerden in een hersenschudding en gebroken pols. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 augustus 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit. Zij stelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte het hoofd van de aangever had geraakt, en dat de letsels mogelijk het gevolg waren van een val van de aangever zelf. Het hof heeft de camerabeelden en de verklaringen van de verdachte in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de letsels van de aangever, omdat deze het gevolg waren van een val en niet van de handelingen van de verdachte.

Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat de verdachte handelde uit noodweer. De verdachte was als manager van een uitgaansgelegenheid betrokken bij een situatie waarin hij werd aangevallen door de aangever. Het hof concludeerde dat de reactie van de verdachte proportioneel was en dat hij handelde uit noodzakelijke verdediging. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van zware mishandeling en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004459-18
datum uitspraak: 10 september 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-158925-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 11 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een (op twee plaatsen) gebroken pols en/of een of meer afgebroken tanden, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] (met kracht):
- eenmaal of meermalen (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd te trappen/schoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer] weerloos op de grond lag en/of
- eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd te stompen/slaan en/of
- vast te pakken en/of (vervolgens) tegen een gevel/de grond te smijten/gooien;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] (met kracht):
- eenmaal of meermalen (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl voornoemde [slachtoffer] weerloos op de grond lag en/of
- eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- heeft vastgepakt en/of (vervolgens) tegen een gevel/de grond heeft gegooid/gesmeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 11 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door door voornoemde [slachtoffer] (met kracht):
- eenmaal of meermalen (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd te trappen/schoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer] weerloos op de grond lag en/of
- eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd te stompen/slaan en/of
- vast te pakken en/of (vervolgens) tegen een gevel/de grond te smijten/gooien,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een (op twee plaatsen) gebroken pols en/of een of meer afgebroken tanden, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit nu niet bewezen kan worden dat de verdachte het hoofd van de aangever heeft geraakt, waardoor niet is komen vast te staan dat het geconstateerde letsel van de aangever aan de verdachte kan worden toegerekend. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de hersenschudding en het letsel aan de tanden niet aan verdachte kunnen worden toegerekend nu een val tegen de stoeprand als oorzaak niet kan worden uitgesloten.
Op grond van de inhoud van de stukken van het procesdossier en de ter terechtzitting in hoger beroep afgespeelde camerabeelden en afgelegde verklaring van verdachte oordeelt het hof als volgt.
Vrijspraak van zware mishandeling en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
De aangever heeft in de nacht van 11 augustus 2018 zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een hersenschudding, een (op twee plaatsen) gebroken pols en afgebroken tanden. Het hof acht echter aannemelijk geworden dat een door de aangever zelf veroorzaakte val en een onzachte aanvaring met een stoeprand aan dat letsel debet is geweest. Het hof heeft op de beelden waargenomen dat na de val van de aangever de verdachte een schoppende beweging heeft gemaakt in de richting van het hoofd van de aangever, maar heeft niet waargenomen dat daarbij het hoofd van de aangever daadwerkelijk is geraakt.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte de aangever tegen het hoofd heeft geschopt en ziet evenmin een verband tussen het bij de aangever geconstateerde zwaar lichamelijk letsel en de door de verdachte verrichte geweldshandelingen. De als primair ten laste gelegde zware mishandeling en de als subsidiair ten laste gelegde mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kunnen om die redenen niet worden bewezen verklaard. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Vrijspraak van mishandeling
De verdachte beroept zich op noodweer als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof stelt het volgende vast. In de nacht van 11 augustus 2018 liep de verdachte als manager van een uitgaansgelegenheid achter een man aan die zich vervelend gedroeg. De verdachte kwam daarbij door eigen toedoen ten val. Meteen werd de verdachte hard tegen zijn achterhoofd geslagen door de aangever, die met grote vaart van achteren op de verdachte kwam afrennen. De aangever kwam aansluitend ten val. De verdachte draaide zich om en schopte direct met zijn voet richting de op de grond liggende aangever en sloeg hem tegen het hoofd. Aansluitend pakte de verdachte de aangever vast en gooide hem richting een gevel.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van de aangever worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de verdachte en is op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk geworden dat de situatie zodanig is geweest dat de gedragingen van de verdachte geboden waren door de noodzakelijke verdediging.
Gezien de hectiek en de uiterst korte tijdspanne waarin de situatie zich afspeelde kan in redelijkheid niet worden aangenomen dat de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding met de val van de aangever al was geëindigd. Het hof acht de reactie van de verdachte proportioneel en geboden. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Aangezien daardoor de wederrechtelijkheid, die impliciet besloten ligt in het bestanddeel “mishandelend”, in de gedraging van de verdachte ontbreekt, dient hij eveneens te worden vrijgesproken van het meer subsidiair ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.M. van der Nat en mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Alves, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 september 2019.
Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.