ECLI:NL:GHAMS:2019:3689

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
23-003594-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van beroving door zich voordoen als politieagenten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was aangeklaagd voor beroving op straat. De tenlastelegging betrof het wegnemen van geldbedragen van twee slachtoffers, die door de verdachte en medeverdachten werden beroofd terwijl zij zich voordeden als politieagenten. De feiten vonden plaats op 14 augustus 2017 in Amsterdam, waar de slachtoffers onder valse voorwendselen werden aangesproken en gedwongen hun bezittingen af te geven. Tijdens het hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. Ondanks sterke aanwijzingen voor de betrokkenheid van de verdachte, kon het hof niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk de dader was. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde had begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003594-17
datum uitspraak: 6 september 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-669087-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1973,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres: [adres]).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
ongeveer580 euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
en/of
hij op of omstreeks 14 augustus 2017 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed (één of meer portemonnee(s) met
ongeveer 580 euro dan wel enig geldbedragen/of bagage en/of tas(sen)), door tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te zeggen dat verdachte, en/of zijn mededader(s) agenten was/waren en/of (vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onderzocht moesten worden op drugs-bezit en/of te zeggen dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hun portemonnee(s) en/of bagage en/of tas(sen) moesten geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt, kort samengevat, het volgende. Op 14 augustus 2017 zijn de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in Amsterdam beroofd door twee mannen die zich voordeden als politieagenten. Deze mannen hebben de aangevers samen met een derde man, die zich kort daarvoor bij de aangevers had gevoegd, aan een ‘fouillering’ onderworpen. Daarbij zijn geldbedragen van de aangevers weggenomen. De drie daders zijn vervolgens gezamenlijk weggegaan, waarna de aangevers hen uit het oog zijn verloren. [slachtoffer 1] is achter de mannen aangerend en sprak een man aan die vertelde dat hij zojuist drie mannen in een auto met het kenteken [kenteken] had zien stappen. Op 17 augustus 2017 is de verdachte tezamen met onder andere de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Amstelveen staande gehouden als inzittende van het voertuig met voornoemd kenteken. De aangevers hebben een signalement van de drie daders gegeven en zowel de verdachte als de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn tijdens een enkelvoudige fotoconfrontatie herkend (met een uiteenlopende mate van zekerheid) als de daders.
De verdachte heeft de aan hem verweten gedragingen ontkend.
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel het dossier tamelijk sterke aanwijzingen bevat die kunnen duiden op de betrokkenheid van de verdachte en de twee medeverdachten bij het ten laste gelegde, en zij zelf deze verdenking hebben versterkt door (onderling) wisselend te verklaren omtrent de wijze waarop, met welk doel en met welke eindbestemming zij naar Nederland zijn gereisd, kan niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte één van de personen is die zich aan het ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.
Op grond van het voorgaande kan niet wettig een overtuigend bewezen worden verklaard hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Die beslissing brengt mee dat de verdediging geen belang heeft bij bespreking van hetgeen door haar ter terechtzitting in hoger beroep overigens is aangevoerd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R. Kuiper en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 september 2019.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]