In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor beroving. De tenlastelegging betrof een incident op 14 augustus 2017, waarbij de verdachte samen met anderen zich voordeed als politieagenten en geldbedragen heeft weggenomen van de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 augustus 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten, maar dat de bewijsvoering niet voldoende is om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten waren inconsistent en er was onvoldoende bewijs om met de vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat de verdachte daadwerkelijk de dader was. Daarom heeft het hof besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte niet schuldig is aan de beroving en dat er geen verdere bespreking van de verdediging nodig is.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de griffier heeft het arrest genoteerd, hoewel de jongste raadsheer en de griffier niet in staat waren om het arrest te ondertekenen.