ECLI:NL:GHAMS:2019:372
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- T.A.M. Tijhuis
- H.A. van den Berg
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzoek tot nevenvoorziening in hoger beroep inzake omgangsregeling voor minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vrouw tot het treffen van een nevenvoorziening met betrekking tot de omgangsregeling van haar minderjarige dochter. De vrouw was in hoger beroep gekomen van eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam, waarin onder andere de hoofdverblijfplaats van de minderjarige was vastgesteld bij de man en verzoeken tot vaststelling van een kinderbijdrage en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden waren afgewezen. De vrouw verzocht het hof om de beschikking van 22 november 2017 te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen waarbij de minderjarige bij haar verblijft. De man verzocht het hof om de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep.
Het hof overwoog dat, volgens de Hoge Raad, een verzoek tot het treffen van een nevenvoorziening ook in hoger beroep kan worden gedaan, zelfs als dit verzoek in eerste aanleg niet aan de orde is geweest. Het hof oordeelde dat de vrouw ontvankelijk was in haar verzoek, aangezien zij tijdig in hoger beroep was gekomen en een nieuwe nevenvoorziening kon verzoeken. Het hof nodigde partijen uit voor een mondelinge behandeling om het verzoek van de vrouw inhoudelijk te bespreken. De beslissing van het hof hield in dat de vrouw ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek en dat verdere beslissingen werden aangehouden.