ECLI:NL:GHAMS:2019:3790

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
19 oktober 2019
Zaaknummer
23-000360-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoonte van flessentrekkerij door tanken zonder betaling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek en zonder vaste woon- of verblijfplaats, is beschuldigd van flessentrekkerij, waarbij hij in de periode van 5 maart 2016 tot en met 16 april 2016 op drie verschillende locaties diesel heeft getankt zonder te betalen. De verdachte heeft in deze periode herhaaldelijk diesel getankt bij verschillende tankstations in Capelle aan den IJssel, Hendrik-Ido-Ambacht en Hoofddorp, waarbij hij telkens beloofde later te betalen, maar dit niet deed. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een gewoonte, zoals bedoeld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht, omdat de verdachte binnen korte tijd meerdere keren op dezelfde manier heeft gehandeld. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte niet de persoon was die heeft getankt zonder te betalen, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de straf bepaald op een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, een tankstation, voor een bedrag van € 74,04. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, omdat voldoende is aangetoond dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het handelen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000360-18
datum uitspraak: 18 oktober 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-021533-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
laatst opgegeven adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 5 maart 2016 tot en met 16 april 2016 te Capelle aan den IJssel en/of Hendrik-Ido-Ambacht en/of Hoofddorp een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van hoeveelheden diesel met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die diesel te verzekeren, hebbende verdachte met voornoemd oogmerk:
- op 5 maart 2016 te Capelle aan den IJssel een hoeveelheid diesel getankt, en/of;
- op 13 maart 2016 te Hendrik-Ido-Ambacht een hoeveelheid diesel getankt, en/of;
- op 16 april 2016 te Hoofddorp een hoeveelheid diesel getankt
en/of
hij in de periode van 5 maart 2016 tot en met 16 april 2016 te Capelle aan den IJssel en/of Hendrik-Ido-Ambacht en/of Hoofddorp met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- op 5 maart 2016 te Capelle aan den IJssel een hoeveelheid diesel toebehorend aan
benzinestation [benzinestation 1], en/of;
- op 13 maart 2016 te Hendrik-Ido-Ambacht een hoeveelheid diesel toebehorend aan [benzinestation 2]
, en/of:
- op 16 april 2016 te Hoofddorp een hoeveelheid diesel toebehorend aan [benzinestation 3].
en/of
hij in de periode van 5 maart 2016 tot en met 16 april 2016 te Capelle aan den IJssel en/of Hendrik-Ido-Ambacht en/of Hoofddorp zich wederrechtelijk hoeveelheden diesel heeft toegeëigend die hij anders dan door misdrijf onder zich had, te weten:
- op 5 maart 2016 te Capelle aan den IJssel een hoeveelheid diesel toebehorend aan
benzinestation [benzinestation 1], en/of;
- op 13 maart 2016 te Hendrik-Ido-Ambacht een hoeveelheid diesel toebehorend aan [benzinestation 2]
, en/of:
- op 16 april 2016 te Hoofddorp een hoeveelheid diesel toebehorend aan [benzinestation 3].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte de persoon was die heeft getankt zonder te betalen. Indien het hof toch van oordeel is dat het de verdachte is geweest die de diesel heeft getankt, kan het oogmerk niet worden vastgesteld voor diefstal of verduistering en kan er met betrekking tot de flessentrekkerij niet vastgesteld worden dat er sprake is van een gewoonte.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 5 maart 2016 heeft de bestuurder van een zwarte Rover met kenteken [kenteken] diesel getankt bij benzinestation [benzinestation 1] in Capelle aan den IJssel. De bestuurder had geen geld op zijn rekening en beloofde dat hij later langs zou komen om alsnog de rekening te voldoen. De verdachte heeft verklaard dat hij op 5 maart 2016 getankt heeft in Capelle aan den IJssel.
Korte tijd daarna, te weten op 13 maart 2016, heeft de bestuurder van een zwarte Rover met kenteken [kenteken] wederom diesel getankt. Ditmaal bij benzinestation [benzinestation 2] te Hendrik-Ido-Ambacht. De bestuurder betaalde de diesel niet en tekende een contract waarin hij afsprak dat hij binnen 48 uur alsnog de rekening zou voldoen. De gegevens op het contract zijn die van de verdachte en zijn gecontroleerd door de medewerker van het tankstation aan de hand van het ID-bewijs van de bestuurder. Eveneens is een kopie gemaakt van een geldig paspoort op naam van [verdachte], geboren [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats], zijnde de verdachte.
Vervolgens is op 16 april 2016 wederom door de bestuurder van een zwarte Rover met kenteken [kenteken] diesel getankt. Deze keer bij benzinestation [benzinestation 3]. in Hoofddorp. De bestuurder tekende een schuldbekentenis en beloofde binnen 2 werkdagen de rekening te voldoen. De schuldbekentenis werd ondertekend met [verdachte], geboren [geboortedag] 1987. De bestuurder heeft zich gelegitimeerd aan de hand van een rijbewijs.
In geen van de drie gevallen heeft de bestuurder later het verschuldigde bedrag voldaan.
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat de handtekeningen onder de schuldbekentenissen van 13 maart 2016 en 16 april 2016 volledig overeenkomen met de handtekening die de verdachte heeft gezet onder het proces-verbaal van verhoor van 28 januari 2017. De auto met kenteken [kenteken] staat op naam van een familielid van de verdachte. Niet is gebleken dat een familielid van de verdachte betrokken is geweest bij een of meer van de hier bedoelde tankbeurten.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt dienaangaande als volgt:
Persoonsverwisseling
Dat er sprake is van persoonsverwisseling is niet aannemelijk geworden. Het hof overweegt daartoe dat de medewerkers van de tankstations in Hendrik Ido Ambacht en Hoofddorp de naam van de verdachte hebben genoteerd alsmede zijn geboortedatum. De identiteit van de schuldenaar is bovendien gecontroleerd aan de hand van een ID-bewijs op 13 maart 2016 (Hendrik Ido Ambacht) en 16 april 2016 (Hoofddorp), terwijl op 13 maart 2016 nog een kopie is gemaakt van het paspoort van de verdachte. Op beide data heeft de schuldenaar bovendien een schuldbekentenis ondertekend. De handtekeningen die zijn geplaatst onder die schuldbekentenissen komen overeen met de handtekening van de verdachte op het proces-verbaal van zijn verhoor. De verdachte heeft verklaard dat hij op 5 maart 2016 in Capelle aan den IJssel daadwerkelijk getankt heeft. In alle drie de gevallen heeft de schuldenaar gebruik gemaakt van dezelfde auto.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat het de verdachte is geweest die in alle drie de plaatsen heeft getankt zonder te betalen.
Gewoonte
Voorts overweegt het hof dat blijkt van een vast patroon in de werkwijze van de verdachte. Deze werkwijze houdt kort gezegd in dat de verdachte gaat tanken en vervolgens bij de kassa belooft binnen korte tijd het verschuldigde bedrag te komen betalen. De verdachte keert echter niet terug en de tankstationhouders blijven achter met financiële schade. Binnen korte tijd heeft de verdachte drie keer op deze wijze gehandeld. In onderling verband en in samenhang gezien stelt het hof daarom vast dat voor de drie ten laste gelegde gedragingen sprake is van een gewoonte als bedoeld in 326a Wetboek van Strafrecht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 maart 2016 tot en met 16 april 2016 te Capelle aan den IJssel, Hendrik-Ido-Ambacht en Hoofddorp een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van hoeveelheden diesel met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die diesel te verzekeren, hebbende verdachte met voornoemd oogmerk:
- op 5 maart 2016 te Capelle aan den IJssel een hoeveelheid diesel getankt,
- op 13 maart 2016 te Hendrik-Ido-Ambacht een hoeveelheid diesel getankt, en
- op 16 april 2016 te Hoofddorp een hoeveelheid diesel getankt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op diverse tijdstippen bij diverse tankstations diesel getankt zonder hiervoor te (willen) betalen. Hierdoor is het vertrouwen van de eigenaren / medewerkers van de betreffende tankstations in ernstige mate geschonden en aan de rechthebbenden schade berokkend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2019 is de verdachte meermalen ter zake van misdrijven onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof ten nadele van de verdachte mee.
Het hof heeft in verband met de mogelijke oplegging van een taakstraf onder ogen gezien dat de verdachte momenteel niet in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven. Hij heeft in de onderhavige strafzaak evenwel hoger beroep ingesteld en in dat verband het bovenvermelde adres opgegeven en nadien niet te kennen gegeven dat dat adres niet meer geldt. Aldus kan dat adres worden aangemerkt als adres waarop de verdachte bereikbaar dient te zijn voor het verrichten van een taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, onvoldoende gronden aanwezig om een geldboete of een (voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen en acht een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benzinestation 3].

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 74,04. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 63 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benzinestation 3]. ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 74,04 (vierenzeventig euro en vier cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benzinestation 3]., ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 74,04 (vierenzeventig euro en vier cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op
16 april 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.J.A. Duker en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 oktober 2019.