ECLI:NL:GHAMS:2019:3965
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de ISD-maatregel met aanpassing van de rapportage termijn door het Openbaar Ministerie
Op 5 november 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2019. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1995, zonder vaste woon- of verblijfplaats, die momenteel gedetineerd is in P.I. Overijssel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de bepaling dat het Openbaar Ministerie binnen 9 maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de rechtbank moet informeren over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van deze maatregel. Het hof heeft deze termijn aangepast naar 6 maanden.
De verdediging had verzocht om in plaats van een ISD-maatregel een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, of een voorwaardelijke ISD-maatregel. Het hof oordeelde echter dat de verdachte aan alle voorwaarden voor de oplegging van een ISD-maatregel voldoet. De raadsman had betoogd dat de ISD-maatregel disproportioneel was gezien de geringe ernst van het feit en de lange duur van het voorarrest. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van recidive.
Het hof benadrukte dat de verdachte tot op heden niet heeft meegewerkt met de reclassering, wat de effectiviteit van een voorwaardelijke ISD-maatregel in twijfel trekt. De beslissing van het hof houdt in dat het Openbaar Ministerie binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van het arrest de rechtbank moet informeren over de voortzetting van de ISD-maatregel, zoals voorgeschreven in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig.