In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Silver Holding B.V. en Batenburg Techniek N.V. Silver Holding, vertegenwoordigd door mr. J.L. van der Schrieck en mr. F.L.G. Hazewinkel, heeft een vordering ingesteld tot uitkoop van aandelen in Batenburg Techniek N.V., gevestigd te Rotterdam. De gedaagden, waaronder de gezamenlijke, niet bij naam bekende, houders van aandelen aan toonder in het geplaatste kapitaal van Batenburg Techniek N.V., zijn niet verschenen in de procedure.
De Ondernemingskamer heeft in een eerder tussenarrest van 10 september 2019 overwogen dat de primaire vordering tot vaststelling van de uitkoopprijs op de biedprijs van € 46 niet zonder benoeming van een waarderingsdeskundige kan worden toegewezen. Echter, de subsidiaire vordering tot vaststelling van de uitkoopprijs op € 48,12 per aandeel werd als billijk beschouwd per 26 april 2019, de relevante peildatum. Silver Holding heeft aangegeven de voorkeur te geven aan de subsidiaire vordering.
In de einduitspraak heeft de Ondernemingskamer de vordering van Silver Holding toegewezen en vastgesteld dat de prijs van de over te dragen aandelen € 48,12 per aandeel bedraagt. Tevens is bepaald dat deze prijs, zolang deze niet is betaald, wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf de peildatum tot de dag van overdracht. De gedaagden zijn veroordeeld om hun aandelen aan Silver Holding over te dragen, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.