ECLI:NL:GHAMS:2019:4216

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
23-001728-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van een geprepareerde rok

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De tenlastelegging omvatte twee incidenten van winkeldiefstal, waarbij de verdachte samen met anderen goederen heeft weggenomen uit een filiaal van een winkel in Hoofddorp. De eerste diefstal vond plaats op 7 februari 2018, waarbij vijftien pakken babyvoeding en een cappuccino werden gestolen. De tweede diefstal vond plaats op 5 januari 2018, waarbij twaalf pakken babyvoeding werden weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rolverdeling tussen de verdachten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001728-18
datum uitspraak: 25 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 april 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-027210-18 en 16-169679-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1] ,

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 februari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of uit een filiaal van [winkel] (gelegen aan het [adres 2] , aldaar) vijftien, althans een of meerdere pakken babyvoeding (merk Hipp en/of Nutrilon) en/of een cappucino (merk [merk] ) en/of een of twee pak(ken) Strepsils, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 5 januari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of uit een filiaal van [winkel] (gelegen aan het [adres 2] , aldaar) twaalf, althans een of meerdere pak(ken) babyvoeding (merk Nutrilon), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Weliswaar komt het hof tot dezelfde bewezenverklaring als de politierechter, maar de bewijsmiddelen behoeven aanpassing en het hof komt tot een andere kwalificatie dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 februari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen in een filiaal van [winkel] (gelegen aan het [adres 2] ) 15 pakken babyvoeding (merk Hipp of Nutrilon) en een cappuccino (merk [merk] ) die toebehoorden aan [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 5 januari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen in een filiaal van [winkel] (gelegen aan het [adres 2] ) 12 pakken babyvoeding (merk Nutrilon) die toebehoorden aan [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert
telkensop:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek overeenkomstige artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overeenkomstig eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich – samen met twee mededaders – schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Daarmee heeft de verdachte meermalen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [winkel] en dit bedrijf schade en hinder toegebracht. De onderlinge samenwerking en de rolverdeling tussen de verdachten, alsmede het gebruik van een (door een medeverdachte gedragen) geprepareerde rok waarin de goederen werden verstopt, duiden op een geraffineerde aanpak.
Daarnaast blijkt uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
31 oktober 2019 dat hij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van winkeldiefstallen en dat hij zich ook ná de onderhavige feiten opnieuw schuldig heeft gemaakt aan (winkel)diefstallen, waarvoor hij inmiddels onherroepelijk is veroordeeld. De eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom in de fout te gaan. Dit wordt in strafverzwarende zin meegenomen.
Gelet op de ernst van de feiten, de kennelijke hardleersheid van de verdachte en de wijze waarop de diefstallen, in geraffineerde samenwerking met anderen, zijn uitgevoerd, kan alleen worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Daarin ligt besloten dat oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals bepleit door de raadsvrouw, geenszins volstaat. Bijzondere (persoonlijke) omstandigheden die tot een andere straf (dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf) zouden moeten leiden, zijn verder niet aannemelijk geworden.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 23 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering geëist.
De raadsman heeft verzocht de proeftijd te verlengen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 23 maart 2017, parketnummer 16-169679-16, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.M. van Woensel en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 november 2019.
mr. L.I.M. van Bergen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.