ECLI:NL:GHAMS:2019:4217

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
23-002992-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de zaak van winkeldiefstal met recidive en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 augustus 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Suriname in 1955, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstallen en had opnieuw een winkeldiefstal gepleegd bij een winkel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal had een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken gevorderd, terwijl de raadsman vroeg om geen straf of maatregel op te leggen. Het hof heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn verslaving en de moeilijke periode die hij doormaakte. Gezien de recidive en de ernst van het feit, heeft het hof besloten een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar heeft het vonnis van de politierechter ten aanzien van de strafoplegging vernietigd. Daarnaast heeft het hof de proeftijd van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met één jaar verlengd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002992-18
datum uitspraak: 25 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-092187-18 en 13-175990-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1955,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld algemene voorwaarden en een bijzondere voorwaarde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder dat aan hem een straf of maatregel wordt opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal bij [winkel]. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [winkel] en dit bedrijf schade en hinder toegebracht. In het nadeel van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat hij, zoals blijkt uit een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 oktober 2019, eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (winkel)diefstallen. Gelet daarop zou in deze zaak in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van enige duur gerechtvaardigd zijn.
In strafmatigende zin houdt het hof echter rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die door zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep als volgt naar voren zijn gebracht: ten tijde van het bewezenverklaarde feit maakte de verdachte een moeilijke periode door, maar hij lijkt inmiddels beter in staat overeind te blijven in zijn problematische situatie (veroorzaakt door zijn verslaving en zijn geïsoleerde bestaan). Dit laatste vindt bevestiging in voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte sinds het plegen van het onderhavige feit niet meer is veroordeeld.
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de raadsman heeft verzocht, doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit en de recidive van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 december 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de strafoplegging acht het hof – evenals de advocaat-generaal en de raadsman – termen aanwezig de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van
22 december 2017 parketnummer 13-175990-17, met een termijn van 1 (één) jaar.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.M. van Woensel en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 november 2019.
mr. L.I.M. van Bergen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.