ECLI:NL:GHAMS:2019:4218

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
23-002227-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake poging tot diefstal van een fiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 juni 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, was eerder veroordeeld voor fietsendiefstallen en stond terecht voor poging tot diefstal van een fiets. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve wat betreft de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft echter besloten om de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, rekening houdend met de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn motivatie om een nieuwe start te maken en zijn betrokkenheid bij vrijwilligerswerk. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de proeftijd niet meer kon worden verlengd. De op te leggen straf is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de beslissing genomen om de gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002227-18
datum uitspraak: 25 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2018 in de strafzaak onder de parketnummers
13-077815-18 en 13-701194-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – met dien verstande dat de bewijsoverweging (vonnis, p. 5/6) komt te vervallen en het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de toepasselijke wettelijke voorschriften.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht de advocaat-generaal te volgen in zijn vordering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal van een fiets. Fietsendiefstallen (en ook pogingen daartoe) zijn misdrijven die van weinig respect voor het eigendomsrecht van een ander getuigen, tot overlast leiden en tot gevolg (kunnen) hebben dat schade wordt toegebracht aan de eigenaar. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 oktober 2019 is hij eerder veelvuldig onherroepelijk veroordeeld vanwege (fietsen)diefstallen. Gelet daarop zou in deze zaak in beginsel oplegging van een vrijheidsstraf van enige duur zonder meer gerechtvaardigd zijn.
Het hof ziet evenwel – met de raadsman – aanleiding in strafmatigende zin rekening te houden met de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht: de verdachte is gemotiveerd om een nieuwe start in zijn leven te maken, lijkt te zijn afgekickt van cocaïne, ontvangt een uitkering, verricht vrijwilligerswerk en brengt maaltijden rond als bezorger. Op grond van deze informatie heeft het hof de indruk gekregen dat de verdachte een begin heeft gemaakt met een positieve ontwikkeling in zijn leven teneinde onder meer te bewerkstelligen dat hij niet meer met justitie in aanraking komt. Omdat het onwenselijk is dat deze stijgende lijn wordt doorbroken door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zal het hof – anders dan de politierechter – aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de strafoplegging en in aanmerking genomen dat de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden proeftijd niet meer kan worden verlengd, acht het hof, met de advocaat-generaal en de raadsman, termen aanwezig de vordering af te wijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 16 mei 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2017, parketnummer 13-701194-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.M. van Woensel en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 november 2019.
mr. L.I.M. van Bergen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]