ECLI:NL:GHAMS:2019:4234

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
23-003241-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 18 september 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Suriname in 1975, was beschuldigd van diefstal van levensmiddelen, waaronder bietjes, erwtensoep en een salade, die toebehoorden aan een winkel in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 augustus 2018 deze goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De tenlastelegging is door het hof verbeterd waar nodig, zonder dat dit de verdediging van de verdachte heeft geschaad.

Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd, maar is tot dezelfde bewezenverklaring gekomen. De strafoplegging is echter gewijzigd. De politierechter had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, maar het hof heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op te leggen, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. Deze beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die te maken heeft met financiële problemen, dakloosheid en middelengebruik.

Het hof heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden, waaronder meldplicht bij de reclassering, deelname aan een training en ambulante behandeling. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf is afgewezen. Het hof heeft de reclassering opdracht gegeven tot toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de rechters A.M. van Woensel, F.M.D. Aardema en L.I.M. van Bergen aanwezig waren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003241-18
datum uitspraak: 25 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 september 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-163195-18 en 13-702846-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1975,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 17 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer levensmiddelen (waaronder: bietjes en/of erwtensoep en/of een salade), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel] ([adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen, nu het hof weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring komt als de rechter in eerste aanleg, maar het hof tot andere beslissingen
komt ten aanzien van de strafoplegging en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, zodat het (partieel) bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen zou opleveren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 17 augustus 2018 te Amsterdam levensmiddelen, waaronder: bietjes, erwtensoep en een salade, die toebehoorden aan [winkel] ([adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering in het advies van 19 augustus 2019.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de advocaat-generaal te volgen in zijn eis, ook wat betreft de bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal bij [winkel]. Daarmee heeft zij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [winkel] en dit bedrijf schade en hinder toegebracht. In het nadeel van de verdachte houdt het hof er verder rekening mee dat zij, zoals blijkt uit een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 oktober 2019, eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van misdrijven, waaronder (winkel)diefstallen. Gelet daarop zou in deze zaak in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals die in eerste aanleg aan de verdachte is opgelegd, gerechtvaardigd zijn.
In strafmatigende zin houdt het hof echter rekening met het reclasseringsadvies van 19 augustus 2019, waarin het volgende naar voren komt.
De financiële situatie van de verdachte, haar dakloze bestaan en haar middelengebruik, in combinatie met haar impulsieve en zorgmijdende karakter zijn criminogene factoren die direct in verband staan met het delictgedrag van de verdachte. Waar zij eerder nooit open stond voor behandeling van haar verslaving en haar psychiatrische problematiek is bij haar de laatste twee maanden (vóór 19 augustus 2019) een voorzichtige motivatiegroei zichtbaar. Een behandeling is geïndiceerd om tot noodzakelijke gedragsverandering te komen en recidive te verminderen, naast reclasseringstoezicht om de problematiek van betrokkene in het algemeen constructief aan te pakken.
Het hof acht het voor de verdachte én de samenleving van dringend belang dat zij wordt behandeld voor haar verslaving en psychiatrische problematiek. Om die redenen acht het hof het raadzaam te bepalen dat aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, zoals door Reclassering zijn geadviseerd, om daarmee het risico op recidive te minimaliseren.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de strafoplegging acht het hof termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, overeenkomstig hetgeen de advocaat-generaal (subsidiair) heeft gevorderd en de raadsvrouw (subsidiair) heeft bepleit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende die proeftijd de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende de volledige proeftijd meldt bij Inforsa op het adres [adres 3] zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- deelneemt aan een training cognitieve vaardigheden of een soortgelijke interventie, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die haar in dat verband worden gegeven;
- zich gedurende de volledige proeftijd – of zoveel korter als de reclassering nodig acht – ambulant laat behandelen door het FAZ (Forensisch Ambulant Team) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, (met de mogelijkheid van een klinische opname voor maximaal zeven weken) en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen van de zorgverleners/medewerkers van de (zorg)instelling;
- verblijft in een instelling voor begeleid wonen indien en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van
10 september 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2017, parketnummer 13-702846-16, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 30 uren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 november 2019.
mr. L.I.M. van Bergen en mr. A.M. van Woensel zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.