ECLI:NL:GHAMS:2019:4487

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
200.262.740/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en duurzame ontwrichting in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de echtscheiding tussen partijen, een man en een vrouw, die in 1993 zijn gehuwd op het Turkse consulaat te Rotterdam. De man, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2019, waarin de echtscheiding was uitgesproken op verzoek van de vrouw. De man stelde dat het huwelijk niet duurzaam was ontwricht en dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in haar verzoek tot echtscheiding. De vrouw daarentegen voerde aan dat er sprake was van een langdurige en moeizame relatie, met frequente ruzies en zelfs fysiek geweld van de man. Ze had aangifte gedaan van bedreiging en had contactverboden aangevraagd, wat haar standpunt over de duurzame ontwrichting van het huwelijk onderbouwde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2019 was de man niet verschenen, terwijl de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, aanwezig was. De vrouw benadrukte dat ze niet bereid was om de samenleving met de man te hervatten en volhardde in haar verzoek tot echtscheiding. Het hof overwoog dat op basis van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek de echtscheiding kan worden uitgesproken indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het hof concludeerde dat de feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat partijen sinds juli 2018 niet meer samenwonen en de opgelegde contactverboden, voldoende waren om vast te stellen dat het huwelijk duurzaam was ontwricht.

Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en verklaarde de vrouw ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken door de voorzitter.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.262.740/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/652821 / FARK 18-5189 (BV-JP)
Beschikking van de meervoudige kamer van 10 december 2019 inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Kandemir te Dordrecht,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F. Özdemir-Sahin te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 17 juli 2019 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 22 mei 2019.
2.2
De vrouw heeft op 2 september 2019 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van vrouw van 11 september 2019 met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 21 november 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de man;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Voor de vrouw is de heer H. Erarslan opgetreden als tolk in de Turkse taal.
De man is niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn gehuwd [in] 1993 op het Turkse consulaat te Rotterdam.
3.2
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.3
Uit het huwelijk van partijen is - voor zover hier van belang - geboren:
- [de minderjarige] , [in] 2010.
Daarnaast hebben zij drie meerderjarige kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, op verzoek van de vrouw de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de vrouw in haar inleidende verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoek tot echtscheiding af te wijzen.
4.3
De vrouw verzoekt de verzoeken van de man af te wijzen en - naar het hof begrijpt - de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De man voert in hoger beroep aan dat het huwelijk van partijen niet duurzaam is ontwricht en de rechtbank ten onrechte de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken. De vrouw heeft haar standpunt dat het huwelijk duurzaam ontwricht zou zijn niet onderbouwd, zodat de vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aldus de man.
De man is daarnaast principieel tegen echtscheiding. Hij is niet met de vrouw gehuwd om vervolgens van echt te scheiden. Volgens de man zijn er ook geen noemenswaardige problemen tussen partijen, althans geen problemen welke niet kunnen worden opgelost.
5.2
De vrouw stelt dat het huwelijk van partijen sinds jaar en dag moeizaam was en ruzies aan de orde van de dag waren. Partijen wonen sinds juli 2018 niet meer in dezelfde woning. De man is erg agressief en grijpt snel naar fysiek geweld. Zij is bang voor de man en vreest voor haar leven. Zij heeft aangifte gedaan bij de politie van bedreiging door de man. Zij heeft een Aware alarmsysteem, maar heeft ook een straat- en contactverbod moeten aanvragen bij de rechtbank, hetgeen is toegewezen. De man heeft de vrouw tijdens een vakantie in Turkije opgezocht en (wederom) mishandeld. Hiervan heeft zij aangifte gedaan bij de politie in Turkije. Volgens de vrouw is het huwelijk, gelet op het voorgaande, wel degelijk duurzaam ontwricht. Zij persisteert bij haar standpunt dat zij wil scheiden.
5.3
Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek kan de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten worden uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Voor de beantwoording van de vraag of het huwelijk duurzaam is ontwricht dient te worden uitgegaan van de toestand ten tijde van de uitspraak der echtscheiding. Daarbij kan mede acht worden geslagen op feiten en omstandigheden, welke zich eerst in de loop van de procedure hebben voorgedaan.
De vrouw heeft gemotiveerd gesteld dat zij niet bereid is om de samenleving met de man te hervatten en zij volhardt in haar verzoek tot echtscheiding. Het hof ziet reeds hierin een duidelijke aanwijzing dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Vaststaat voorts dat partijen sinds juli 2018 niet meer samenwonen. Daarnaast zijn aan de man zowel in Nederland als, naar ter zitting in hoger beroep is gebleken, in Turkije contactverboden met de vrouw opgelegd. Deze feiten en omstandigheden zijn voldoende om vast te stellen dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht; hetgeen de man daartegenover heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen.
5.4
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking, waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. W.K van Duren, in tegenwoordigheid van mr. A. Blijleven als griffier en is op 10 december 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.