In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2018. De verdachte is beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 22 juni 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het dreigend en met geweld binnenkomen in een peeskamer, het vastpakken en vasthouden van de arm van het slachtoffer, en het afnemen van een telefoon. De verdachte heeft samen met een medeverdachte de telefoon van het slachtoffer, een prostituee, weggenomen, waarbij geweld is gebruikt.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 december 2019 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moet worden wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Hij stelde dat de aangifte van het slachtoffer onbetrouwbaar was omdat er geen beëdigd tolk was ingezet. Het hof heeft echter geoordeeld dat het proces-verbaal van aangifte betrouwbaar is en dat er geen sprake is van een vormverzuim. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer en de beschikbare camerabeelden als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging, wat een gebrek aan respect voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer aantoont. Het hof heeft besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar heeft wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd om de verdachte te stimuleren zich in de toekomst aan de wet te houden.