afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004900-15
datum uitspraak: 17 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-830010-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland,
domicilie kiezende ten kantore van Hiemstra van Halderen Advocaten op het adres [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadvrouw naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk - een personenvoertuig (met het wagenparknummer [nummer]) en/of - een '[naam 1]' (bestaande uit een antenne op een voetstuk en/of een obstakelverlichting en/of een hoeveelheid kabels),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [maatschappij 1] ([maatschappij 1]) en/of Luchtverkeersleiding Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
immers is/heeft hij, verdachte,
met (hoge, in elk geval verhoogde) snelheid met voornoemde personenauto op voornoemde '[naam 1]' ingereden/tegen aan gereden,
- tengevolge waarvan voornoemde personenauto is beschadigd en/of
- de antenne uit de grond is gereden en/of de grondplaat is vernield en/of de antenne is vernield en/of de kabels zijn losgeraakt en/of beschadigd en/of de obstakelverlichting kapot is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 25 december 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig, (personenvoertuig (met wagenparknummer [nummer])), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 870 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere kwalificatie komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de hem tenlastegelegde feiten. Daartoe is samengevat aangevoerd dat enig causaal verband tussen de aanwezigheid van de verdachte op Schiphol enerzijds en de beschadiging van de auto en de localizer anderzijds niet kan worden vastgesteld. De verdachte is bijna een uur later aangetroffen op het Airside-terrein van Schiphol, maar er zijn meer aanwijzingen dat hij zich niet in de auto heeft bevonden, dan dat dit wel het geval is geweest. Uiteindelijk is het enige bewijs dat de verdachte in de auto plaatst het nieuwe NFI-rapport. De omstandigheid dat daarin wordt geconcludeerd dat het ene scenario veel waarschijnlijker is dan het andere kan echter geen bewezenverklaring rechtvaardigen.
Het hof neemt het volgende als vaststaand aan.
Op 25 december 2012 deed [aangever 1] namens [maatschappij 2] aangifte van vernieling, gepleegd op die datum tussen 00:00 uur en 00:20 uur. Zij hoorde op dat vroege uur tijdens haar werkzaamheden herrie bij de balie van [maatschappij 2]. Toen zij ging kijken zag zij een persoon met een donkere broek en vermoedelijk een donker colbert die aan een brandslang trok; hij had deze al 15 meter uitgerold. Hij was onvast ter been en liep slingerend door de gang. [aangever 1] liep vervolgens in de richting waar de man heen liep en zag dat meer brandslangen waren uitgerold (pagina 88). Zij herkende het colbert dat later bij de verdachte is aangetroffen als dat van de persoon waarover zij heeft verklaard (pagina 96).
Een opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) werd dezelfde dag omstreeks 00:18 uur op Terminal 3 Lounge aangesproken door stewardessen van de [maatschappij 1] die hadden gezien dat een man in donkere kleding diverse vernielingen had aangericht. De man zou onder invloed van alcohol zijn en zwalken. De stewardessen waren de man op afstand gevolgd en ter hoogte van begin F-pier hem kwijtgeraakt (pagina 84). Tijdens het zoeken naar de persoon die blijkens een om 00:17 uur gedane melding voorwerpen had vernield, overhandigde een schoonmaker een zilverkleurig horloge van het merk Accurist aan een opsporingsambtenaar van de KMar en vertelde daarbij dat dit horloge de man die zojuist brandslangen had uitgerold zou toebehoren (pagina 87). De verdachte heeft verklaard dat hij in het bezit was van een horloge van het merk Accurist met een zilveren band (pagina 19).
Aangever [aangever 2], Airport Manager, heeft verklaard dat op 25 december 2012 tussen 00:10 uur en 00:24 uur bij drie handbrandmelders de glaasjes zijn stukgeslagen en de melders zijn geactiveerd. De nooddrukker bij gate F3 is omstreeks 00:24 uur als laatste geactiveerd. Daar was ook het glas van de buitendeur bij F3 (de deur naar het Airside platform) stukgeslagen. De aangever achtte het (net als het hof) waarschijnlijk dat die persoon zich hierna naar de F7 opstelplaats heeft begeven en zich het [maatschappij 1]-voertuig heeft toegeëigend (pagina 25), waarin door [maatschappij 1]-personeel abusievelijk de sleutel was achtergelaten (pagina 23).
Bij sporenonderzoek is vastgesteld dat in de berm tussen de taxiwegen ter hoogte van de F-pier bandensporen zichtbaar waren. Het bij het incident betrokken [maatschappij 1]-voertuig, een Citroën Jumpy, is midden in een berm aangetroffen met schade die past bij een aanrijding van een ILS-antenne (pagina 36).
Op 25 december 2012 omstreeks 01:21 uur troffen ambtenaren van de KMar de verdachte lopend aan op het gras bij het J-platform Airside (pagina 11). Op een (satelliet)kaart is te zien dat dit niet ver van de eindpositie van de auto is geweest (pagina 40). Hij was niet in het bezit van een Schipholpas. De verdachte droeg een maatpak met moddervlekken, zijn handen zaten onder het smeer, hij had rooddoorlopen ogen en zijn adem rook naar het gebruik van alcohol. Ook was hij was onvast ter been en sprak met dubbele tong (pagina 11). De huid van het puntje van zijn neus was beschadigd en links op zijn gezicht had hij een rode streep (foto’s pagina 50). Gevraagd naar wat hij op het platform deed, antwoordde de verdachte dat hij niets meer wist van na het moment dat hij op Schiphol was aangekomen. Tegelijkertijd hoorden de ambtenaren van de KMar van de meldkamer dat een [maatschappij 1]-voertuig was ontvreemd en schade was ontstaan aan dit voertuig en grondapparatuur. Daarop werd de verdachte aangehouden (pagina 11-12) en is zijn kleding in beslag genomen (pagina 35 e.v.).
In het rapport getiteld
Aanvullend vergelijkend verzelonderzoek naar aanleiding van vernielingen aangericht op het luchthaventerrein Schiphol op 25 december 2012van 23 april 2019 van de NFI-deskundige dr. ir. [naam 2] zijn de resultaten neergelegd van een vezelonderzoek waarbij vezels, aangetroffen op de bestuurdersstoel van de [maatschappij 1]-Citroën Jumpy, zijn vergeleken met vezels afkomstig van het maatpak dat de verdachte destijds droeg. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de resultaten van het onderzoek
veel waarschijnlijkerzijn wanneer een gedeelte van de vezelsporen vanuit het voertuig afkomstig zijn uit het maatpak van de verdachte dan wanneer deze vezelsporen slechts afkomstig zijn uit andere kledingstukken. De hierbij aangeduide ordegrootte van de bewijskracht is 100-10.000. De conclusies en bevindingen van de deskundige Van der Weerd zijn deugdelijk onderbouwd en het hof neemt deze dan ook over.
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden, bezien in samenhang met de overige inhoud van de te bezigen bewijsmiddelen, leidt het hof af dat het de verdachte is geweest die in de nachtelijke uren van
25 december 2012 onder invloed van alcohol op de luchthaven Schiphol in een Citroën Jumpy van de [maatschappij 1] heeft gereden, deze heeft beschadigd en een ILS-antenne heeft vernield.
Het hof merkt in dit verband nog op dat de verdachte geen enkele aannemelijke, het voorgaande ontzenuwende, verklaring heeft afgelegd over zijn aanwezigheid op de Airside.
De door de raadsvrouw genoemde feiten en omstandigheden die niet specifiek op de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde wijzen, brengen het hof niet tot een ander oordeel, nu het ontbreken van (nog meer) bewijs niet kan worden uitgelegd als een concreet aanknopingspunt voor het tegendeel.
Daaraan wordt toegevoegd dat de relativerende kanttekeningen die de raadsvrouw heeft geplaatst bij de bevindingen van het hierboven genoemde NFI-rapport het hof niet nopen tot een ander oordeel over de bewijskracht daarvan dan die, welke daaraan door de deskundige is toegekend zoals hierboven is vermeld.
Het tot vrijspraak van beide feiten strekkende verweer wordt derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 december 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk
een
personenvoertuig (met het wagenparknummer [nummer]) en een '[naam 1]' (bestaande uit een antenne op een voetstuk en obstakelverlichting en een hoeveelheid kabels) toebehorende aan [maatschappij 1] ([maatschappij 1]) onderscheidenlijk Luchtverkeersleiding Nederland heeft vernield, immers is hij met voornoemde
personenauto op voornoemde '[naam 1]' ingereden ten gevolge waarvan de
personenauto is beschadigd en de antenne uit de grond is gereden en de grondplaat is vernield en de antenne is vernield en de kabels zijn losgeraakt en beschadigd en de obstakelverlichting kapot is gegaan;
2.
hij op 25 december 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 870 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 1.500,00, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging heeft het hof, in geval van een bewezenverklaring, verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de tijd (zeven jaren) die sinds de tenlastegelegde feiten is verstreken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, terwijl hij onder invloed was en een dermate grote hoeveelheid alcohol in zijn bloed had dat deze ver uitging boven wat wettelijk is toegestaan, schuldig gemaakt aan een wilde autorit op het voor publiek afgesloten terrein van Schiphol. Hij heeft, zonder daartoe gerechtigd te zijn, op een gevaarlijke wijze gebruik gemaakt van een bedrijfsauto van [maatschappij 1]. Hij is niet alleen over gras maar ook over het asfalt van twee belangrijke taxibanen gereden. Hij heeft daarbij een spoor van vernielingen achtergelaten: de auto, een ‘Localizer’ en hekwerk zijn vernield. Het spreekt vanzelf dat dergelijk ongecontroleerd gedrag op een gevoelig terrein als een luchthaven ongekend is en een grove inbreuk vormt op het gevoel van veiligheid van functionarissen die verantwoordelijk zijn voor een goede gang van zaken op en rondom de luchthaven en van anderen die hiervan kennis namen. Omdat een vitaal landingssysteem door toedoen van de verdachte niet heeft kunnen functioneren, kon gedurende enige tijd een landingsbaan niet of slechts in beperkte mate worden gebruikt, hetgeen een potentiële belemmering vormde voor een efficiënt en veilig vliegverkeer. Ook heeft de verdachte met zijn handelwijze behoorlijke schade toegebracht aan de gedupeerde bedrijven.
Het hof is van oordeel dat met een voorwaardelijke boete, zoals is opgelegd door de politierechter en is gevorderd door de advocaat-generaal, geen recht wordt gedaan aan de ernst van de situatie die door de verdachte in het leven is geroepen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt geen andere straf in aanmerking dan een vrijheidsbenemende. Omdat inmiddels 7 jaren zijn verstreken sinds de bewezenverklaarde feiten zal het hof de passend geachte gevangenisstraf echter geheel in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij Luchtverkeersleiding Nederland
Het zelfstandig bestuursorgaan Luchtverkeersleiding Nederland heeft zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 17.899,08. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De vordering bestaat uit het volgende: