ECLI:NL:GHAMS:2019:4588

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
23-000259-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden onder invloed van amfetamine en cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van het besturen van een snorfiets onder invloed van amfetamine en cocaïne op 15 juni 2018 te Hoorn. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 3 december 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging omvatte het rijden onder invloed van stoffen die zijn aangewezen in de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte een bloedgehalte had van 34 microgram amfetamine en 13 microgram cocaïne per liter bloed, wat boven de wettelijke grenswaarden ligt.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf maanden. Het hof overwoog dat de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht door onder invloed van harddrugs te rijden, en dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De straffen die in soortgelijke gevallen aan recidivisten worden opgelegd, zijn in overweging genomen. De verdachte heeft geen lering getrokken uit eerdere veroordelingen, wat de ernst van de situatie onderstreept.

Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf behandeld. In plaats van de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf, heeft het hof besloten om een taakstraf van 120 uren op te leggen. Het hof heeft de beslissing genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft ook benadrukt dat overtredingen van voorwaarden niet vrijblijvend zijn en consequenties moeten hebben. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de oudste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000259-19
datum uitspraak: 17 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 januari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 96-164674-18 en 15-228335-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juni 2018 te Hoorn, een voertuig, te weten een snorfiets heeft bestuurd, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 34 microgram amfetamine per liter bloed en/of 13 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 juni 2018 te Hoorn een voertuig te weten een snorfiets heeft bestuurd na gebruik van in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed 34 microgram amfetamine per liter bloed en 13 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis waarvan 15 uren subsidiair 7 dachten hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zeven maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf maanden.
De verdediging heeft het hof verzocht om de ontzegging van de rijbevoegdheid – indien het hof besluit om deze bijkomende straf aan de verdachte op te leggen – in voorwaardelijke vorm op te leggen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een snorfiets op de openbare weg onder invloed van amfetamine en cocaïne. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt. Zeker bij een gecombineerd middelengebruik, zoals hier aan de orde, is sprake van een aanzienlijk groter risico voor de verkeersveiligheid.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 november 2019 blijkt dat de verdachte eerder wegens het rijden onder invloed en andere verkeersmisdrijven onherroepelijk is veroordeeld. Hieruit heeft hij kennelijk onvoldoende lering getrokken.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd. De straffen de politierechter heeft uitgesproken lopen daarmee in de pas. Deze neemt het hof dan ook tot uitgangspunt.
Het hof ziet in hetgeen ten aanzien van de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen aanleiding de ontzegging van de rijbevoegdheid enigszins in omvang te beperken. Het zou echter te zeer aan de recidive van de verdachte voorbijgaan als, zoals wordt voorgestaan door de raadsman, (een deel van) die ontzegging ook nog eens in voorwaardelijke vorm zou worden gegoten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 november 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier weken zal worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 120 uren.
De raadsman heeft het hof verzocht de eis van de advocaat-generaal te volgen.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde overtreden. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid
van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te gebeuren. In de hiervoor bedoelde persoonlijke situatie van de verdachte ziet het hof evenwel aanleiding om, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, een taakstraf te gelasten van na te melden duur.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 november 2016 met parketnummer 15-228335-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
28 (achten-twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 december 2019.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]