In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van het besturen van een snorfiets onder invloed van amfetamine en cocaïne op 15 juni 2018 te Hoorn. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 3 december 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging omvatte het rijden onder invloed van stoffen die zijn aangewezen in de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte een bloedgehalte had van 34 microgram amfetamine en 13 microgram cocaïne per liter bloed, wat boven de wettelijke grenswaarden ligt.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf maanden. Het hof overwoog dat de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht door onder invloed van harddrugs te rijden, en dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De straffen die in soortgelijke gevallen aan recidivisten worden opgelegd, zijn in overweging genomen. De verdachte heeft geen lering getrokken uit eerdere veroordelingen, wat de ernst van de situatie onderstreept.
Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf behandeld. In plaats van de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf, heeft het hof besloten om een taakstraf van 120 uren op te leggen. Het hof heeft de beslissing genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft ook benadrukt dat overtredingen van voorwaarden niet vrijblijvend zijn en consequenties moeten hebben. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de oudste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.