ECLI:NL:GHAMS:2019:4734

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
200.255.545/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van minderjarige naar nieuwe woonplaats in het kader van ouderschapsplan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder en de vader met betrekking tot de verhuizing van hun minderjarige dochter naar [plaats A]. De moeder, die sinds 2016 bij haar ouders woont, verzoekt om vervangende toestemming om met de minderjarige naar [plaats A] te verhuizen, waar zij een gezin wil stichten met haar partner. De vader verzet zich tegen de verhuizing en vreest dat dit negatieve gevolgen zal hebben voor zijn betrokkenheid bij het leven van de minderjarige. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De moeder heeft aangetoond dat de huidige woonsituatie niet langer houdbaar is en dat zij geen zicht heeft op een eigen woning op korte termijn. Het hof oordeelt dat de noodzaak van de verhuizing van de moeder naar [plaats A] voldoende is onderbouwd en dat de belangen van de vader, hoewel belangrijk, niet opwegen tegen de noodzaak van de moeder om te verhuizen. Het hof verleent de moeder toestemming om met de minderjarige te verhuizen en wijzigt de zorgregeling, zodat de minderjarige drie van de vier weekenden bij de vader verblijft. Tevens wordt bepaald dat de ouders in onderling overleg de minderjarige inschrijven op een basisschool in [plaats A].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.255.545/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/279915 / FA RK 18-5627
Beschikking van de meervoudige kamer van 31 december 2019 inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats] , gemeente [Z] ,
verzoekster in principaal hoger beroep, hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Th.C.J. Kaandorp te Alkmaar,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats] , gemeente [Z] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.S. Dirks te Alkmaar.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: Haarlem,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende is voorts aangemerkt:
- de minderjarige [dochter] (hierna te noemen: [de minderjarige] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 5 december 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 4 maart 2019 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 5 december 2018.
2.2
De vader heeft op 12 april 2019 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 27 mei 2019 met bijlagen
,ingekomen op 29 mei 2019;
-een journaalbericht van de zijde van de vader van 27 mei 2019 met bijlagen
,ingekomen op 29 mei 2019.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 12 juni 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat zij met behulp van mediation zullen proberen tot een oplossing van hun geschil te komen. Ter zitting is medegedeeld dat de mondelinge behandeling in beginsel zal worden voortgezet op 21 november 2019. Van deze zitting van 12 juni 2019 is proces-verbaal opgemaakt.
2.5
Bij journaalberichten van 11 en 14 oktober 2019 hebben partijen het hof bericht dat zij een voortgezette behandeling van de zaak ter zitting wensen.
2.6
Bij het hof is daarna ingekomen:
- een brief van de raad van 5 november 2019 waarin de raad het hof laat weten wegens capaciteitsgebrek niet ter nadere zitting te kunnen verschijnen;
- een journaalbericht van de zijde van de vader van 13 november 2019 met bijlage, ingekomen op 14 november 2019.
2.7
De voortgezette mondelinge behandeling heeft op 21 november 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- mr. E.S. Dirks namens de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De vader en de raad zijn opgeroepen, maar niet verschenen.
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep nog enige e-mailcorrespondentie met scholen in [plaats A] overgelegd. Mr. Dirks heeft de vader tijdens een schorsing telefonisch geraadpleegd.

3.De feiten

3.1
Uit de in 2016 verbroken relatie tussen de moeder en de vader (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) is [de minderjarige] geboren [in] 2014. De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uit. [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2
De ouders zijn in een ouderschapsplan van 10 oktober 2016 overeengekomen dat [de minderjarige] de ene week van zaterdag 9.00 uur tot maandag 17.00 uur bij de vader verblijft en de andere week van zondag 17.00 uur tot maandag 17.00 uur.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar [plaats A] te verhuizen, afgewezen.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, haar vervangende toestemming te verlenen met [de minderjarige] naar [plaats A] te verhuizen met ingang van 1 juli 2019, althans met ingang van een door het hof te bepalen datum. Voorts verzoekt zij de vader te gelasten om zijn medewerking te verlenen [de minderjarige] voor het schooljaar 2019-2020 in te schrijven op de [basisschool 1] te [plaats A] .
4.3
De vader verzoekt, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a lid 1van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een voorgenomen verhuizing van een ouder met het kind en de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen. Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige de belangenafweging te verrichten aan de hand van alle omstandigheden van het geval.
5.2
De moeder meent dat zij alsnog vervangende toestemming behoort te krijgen om met [de minderjarige] naar [plaats A] te verhuizen. Zij voert hiertoe het volgende aan.
De moeder wil graag een gezin vormen met haar partner, [X] (hierna: [X] ), in [plaats A] . Zij hebben sinds januari 2018 een bestendige relatie. Haar partner heeft een koophuis in [plaats A] met vier slaapkamers en de moeder kan haar werk als meubelstoffeerder vanuit dat huis uitvoeren. Haar partner heeft twee kinderen uit een eerdere relatie voor wie hij grotendeels de zorg heeft. Deze kinderen verblijven eens per twee weken een weekend bij hun moeder. [X] werkt 33,6 uur per week in IJmuiden. Van hem kan niet gevergd worden dat hij naar de omgeving van de vader verhuist.
De moeder woont al sinds april 2016 met [de minderjarige] in bij haar ouders en heeft geen zicht op eigen woonruimte op korte termijn. De moeder en [de minderjarige] delen een slaapkamer, hetgeen niet in hun belang is. De situatie is verre van ideaal. De moeder probeert al drie jaar tevergeefs een betaalbare, zelfstandige, sociale huurwoning op [eiland] te vinden. Zij staat vanaf mei 2016 ingeschreven bij Stichting Woontij. Niet te verwachten is dat zij op afzienbare termijn kan beschikken over eigen betaalbare woonruimte op [eiland] .
De jonge leeftijd van [de minderjarige] rechtvaardigt volgens de moeder niet de conclusie dat [de minderjarige] geworteld is op [eiland] en dat verhuizing in strijd zou zijn met haar belang. Het verdient wel de voorkeur dat de verhuizing samenvalt met het begin van het schooljaar dan wel de schoolvakantie, waarbij [de minderjarige] kan proefdraaien op de nieuwe school.
De moeder heeft een alternatieve zorgregeling voorgesteld inhoudende dat [de minderjarige] om de week een weekend bij de vader verblijft, waarbij de vader [de minderjarige] op vrijdag om 11.45 uur uit school haalt en haar op zondag om 17.30 uur naar [plaats B] brengt. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat de vader aannemelijk heeft gemaakt op vrijdagen niet voor [de minderjarige] te kunnen zorgen. Het maakt voor zijn werk niet uit of hij op vrijdag of maandag vrij is, zoals nu het geval is. Op grond van de huidige zorgregeling heeft de vader op elke maandag de zorg voor [de minderjarige] . De vader heeft zelf aangegeven parttime in loondienst als automonteur te kunnen gaan werken op [eiland] in plaats van zijn huidige werkzaamheden op ZZP-basis.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat er geen plek voor [de minderjarige] blijkt te zijn op de [basisschool 1] , maar dat de basisscholen [basisschool 2] en [basisschool 3] wel plek hebben voor [de minderjarige] , vanaf 6 januari 2020. Zij wil graag in overleg met de vader een keuze maken tussen deze twee scholen.
5.3
De vader voert verweer en voert hiertoe het volgende aan.
De moeder heeft in juli 2018 reeds aangegeven te willen verhuizen. Haar relatie was toen nog erg pril en heeft zich niet natuurlijk kunnen ontwikkelen. De vader vreest dat de moeder het moeilijk gaat krijgen in [plaats A] , omdat zij altijd erg afhankelijk is geweest van haar sociale omgeving.
De vader heeft de moeder en [de minderjarige] niet uit de woning gezet. [de minderjarige] heeft al 1,5 tot 2 jaar een eigen kamer in de woning van de grootouders. Zij slaapt op zolder. De vader betwist dat inwoning bij de grootouders een negatieve invloed heeft op de gezondheid en het welzijn van de grootouders. De moeder is altijd erg afhankelijk van haar ouders geweest en ze hebben het goed met elkaar. Hij betwist dat voor de moeder geen andere mogelijkheden bestaan tot het verkrijgen en bekostigen van huisvesting. Zij benut alleen de mogelijkheid van sociale huur via Stichting Woontij.
De moeder kiest er bewust voor haar werkzaamheden te beperken. De vader ziet niet in hoe de moeder haar werkzaamheden vanuit de woning in [plaats A] zou willen uitvoeren en in [plaats A] is bovendien meer concurrentie.
De vader moet op vrijdag altijd werken, en voert revisieopdrachten uit als freelance automonteur. Dit betreffen veelal opdrachten voor bedrijven of ten behoeve van leaseauto’s. Deze auto’s moeten voor het weekend retour naar de klant. Ook in loondienst zou hij op vrijdag beschikbaar moeten zijn, zodat de door de moeder voorgestelde alternatieve zorgregeling voor hem geen oplossing biedt. Hij hecht veel belang aan een verblijf van [de minderjarige] bij hem op de maandagen en wil geen weekendvader worden. Hij wil graag betrokken zijn bij de schoolgang van [de minderjarige] , het spelen met vriendinnen en het verzorgen van de paarden van vrienden en het pony rijden door [de minderjarige] .
De vader voert aan dat de onderlinge communicatie nog steeds niet goed is. Het traject Ouderschap Blijft is volgens de vader zonder resultaat geëindigd. De moeder informeert hem nauwelijks over belangrijke aangelegenheden aangaande [de minderjarige] . Hij vreest dat hij na een verhuizing volledig buitenspel komt te staan.
Volgens de vader is [de minderjarige] geworteld in [woonplaats] en op [eiland] . Zij heeft veel vriendjes en heeft een sociaal leven opgebouwd. [de minderjarige] is erg bezig met de voorgenomen verhuizing en heeft angst voor de mogelijke veranderingen in haar leven.
Het belang van [de minderjarige] bij rust en stabiliteit dient te prevaleren boven het belang van de moeder om te verhuizen. In geval de moeder haar wens tot verhuizing handhaaft, verzoekt hij de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen en een zorgregeling met de moeder te bepalen.
Ten aanzien van het verzoek tot inschrijving op een basisschool stelt de vader dat hij niet betrokken is bij de keuze voor een school. Hij stelt dat de moeder een dergelijk verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan doen.
5.4
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat de ouders in mediation geen overeenstemming hebben bereikt over waar [de minderjarige] verder zal opgroeien. Wel hebben zij zich beiden bereid verklaard de individuele gesprekken met de mediator voort te zetten. De geadviseerde speltherapie voor [de minderjarige] is nog niet gestart.
Beide partijen hebben behoefte aan duidelijkheid en zij verzoeken het hof thans een beslissing te nemen omtrent de voorgenomen verhuizing van de moeder met [de minderjarige] naar [plaats A] .
5.5
Ten aanzien van de belangen van de vader geldt het volgende. [de minderjarige] verblijft momenteel de ene week van zaterdag 9.00 uur tot maandag 17.00 uur bij de vader en de andere week van zondag 17.00 uur tot maandag 17.00 uur. De vader stelt dat in het geval van een verhuizing naar [plaats A] de zorgregeling tussen hem en [de minderjarige] zal wijzigen van karakter in die zin dat de vader minimaal contact met school zal hebben en niet meer betrokken zal zijn bij de naschoolse activiteiten. Bovendien zal de omgang moeten eindigen op zondagavond. De vader heeft naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat omgang op vrijdag na school voor hem vrijwel niet te realiseren zal zijn in verband met zijn werk. Ook zijn betrokkenheid bij het sociale leven van [de minderjarige] zal door een verhuizing aanmerkelijk verschralen.
5.6
Tegenover de belangen van de vader staan die van de moeder, die er in de kern grotendeels op neerkomen dat zij haar leven met [de minderjarige] , haar partner [X] en zijn kinderen verder vorm wil geven als samengesteld gezin. Zij woont sinds april 2016 met [de minderjarige] bij haar ouders. De inwoning bij haar ouders brengt volgens de moeder een steeds grotere belasting voor haar ouders mee naarmate de tijd voortduurt en dit heeft volgens haar zelfs negatieve invloed op hun gezondheid en welzijn. Voldoende aannemelijk is dat de moeder op korte termijn geen zicht heeft op eigen woonruimte op [eiland] . Zonder te verhuizen zal de moeder niet in staat zijn om daadwerkelijk haar leven opnieuw in te richten. Bovendien is niet gebleken dat [de minderjarige] de aan een verhuizing verbonden verandering niet zou aankunnen.
5.7
Het hof is van oordeel dat de moeder de noodzaak van haar verhuizing voldoende heeft onderbouwd. Zij wil een gezin stichten met [X] , die economisch aan de omgeving van [plaats A] gebonden is. Continuering van de huidige woonsituatie bij haar ouders kan in redelijkheid niet van haar worden gevergd, en op langere termijn ook niet van [de minderjarige] . Niet aannemelijk is dat de moeder op [eiland] binnen een redelijke termijn een betaalbare eigen woning zou kunnen vinden.
De moeder heeft aangeboden dat [de minderjarige] drie van de vier weekenden van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader kan verblijven, waarbij de moeder [de minderjarige] op zaterdag naar [eiland] brengt en [de minderjarige] om 9.00 uur aan de [eiland] zijde wordt overgedragen en de vader op zondag ervoor zorgt dat [de minderjarige] om 17.00 uur aan de [plaats B] zijde van de boot staat, voorbij het poortje, waar de moeder [de minderjarige] dan weer ophaalt. De moeder heeft verder aangeboden dat de vader in onderling overleg [de minderjarige] altijd op vrijdag uit school of in [plaats A] kan ophalen als hij op tijd klaar is met zijn werk. Hoewel het contact tussen de vader en [de minderjarige] zich bij een verhuizing naar [plaats A] voornamelijk zal beperken tot de weekenden en de vader daarmee het contact met school op een andere wijze zal moeten invullen en ook aanzienlijk minder betrokken zal kunnen zijn bij [de minderjarige] sociale leven, is het hof van oordeel dat dit belang, gezien de geboden compensatie, niet opweegt tegen de noodzaak van de moeder om te verhuizen. De vraag of de moeder in staat zal zijn om haar werkzaamheden vanuit [plaats A] voort te zetten en de zorg van de man dat de moeder buiten haar huidige sociale omgeving slecht zou kunnen gedijen zijn daarbij niet van belang. Dat alles is moeders eigen zaak. Gesteld noch gebleken is dat het levensonderhoud van [de minderjarige] in dat geval onder druk zou komen te staan.
Afgezien van de vermindering van de betrokkenheid van de vader bij het leven van [de minderjarige] zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die nopen tot de conclusie dat een verhuizing naar [plaats A] niet in het belang van [de minderjarige] zou zijn. [de minderjarige] is thans vijf jaar. Kinderen van die leeftijd zijn over het algemeen in staat snel te aarden in een nieuwe woonomgeving. En als gezegd, op langere termijn kan noch van de moeder noch van [de minderjarige] worden gevergd dat zij onzelfstandig bij de grootouders blijven inwonen. Al met al acht het hof de voorgenomen verhuizing ook in overeenstemming met het belang van [de minderjarige] .
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het belang van de moeder en [de minderjarige] bij verhuizing naar [plaats A] zwaarder weegt dan het belang van de vader en [de minderjarige] dat [de minderjarige] bij hem in de buurt blijft wonen. Het hof zal de moeder alsnog vervangende toestemming verlenen om met [de minderjarige] naar [plaats A] te verhuizen in de kerstvakantie 2019/2020 en de bestreden beschikking op dat punt vernietigen. De vader heeft er nog op gewezen dat de onderlinge communicatie tussen de ouders slecht is. De benodigde therapie voor [de minderjarige] is vooralsnog niet van de grond gekomen. Wat daarvan zij, dat behoeft aan de verhuizing niet in de weg te staan. Het hof gaat ervan uit dat de moeder haar toezeggingen met betrekking tot het contact van de vader met [de minderjarige] gestand zal doen.
Wijziging zorgregeling
5.8
Het hof ziet, gelet op het voorgaande, aanleiding de zorgregeling met ingang van 6 januari 2020 te wijzigen, zoals door de moeder ter zitting is verzocht en hiervoor onder rechtsoverweging 5.5 is vermeld. De vader heeft via zijn advocaat ter zitting in hoger beroep aangegeven dat in het geval het hof beslist dat de moeder mag verhuizen met [de minderjarige] naar [plaats A] , hij kan instemmen met de door de moeder ter zitting voorgestelde zorgregeling.
Hoofdverblijfplaats
5.9
Nu de grieven van de moeder slagen en aan de moeder alsnog vervangende toestemming wordt verleend met [de minderjarige] te verhuizen naar [plaats A] , moet het hof in verband met de devolutieve werking van het hoger beroep ook oordelen over het voorwaardelijke verzoek van de vader in eerste aanleg om in geval van vervangende toestemming de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen en een zorgregeling met de moeder te bepalen.
5.1
[de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder en in de bestaande zorgregeling draagt de moeder het grootste deel van de zorg voor [de minderjarige] en is zij haar primaire verzorger en opvoeder. Het hof acht niet in [de minderjarige] ’s belang dat er een verandering komt in de (primaire) opvoedsituatie van [de minderjarige] . Bovendien heeft de vader, zoals hiervoor overwogen, ter zitting in hoger beroep ingestemd met de door de moeder voorgestelde zorgregeling. Het hof zal de verzoeken van de vader afwijzen.
Inschrijving school
5.11
Resteert de beslissing over de inschrijving van [de minderjarige] op een basisschool te [plaats A] . De moeder heeft verzocht de vader te bevelen zijn medewerking daaraan te verlenen, hetgeen het hof opvat als een verzoek van de moeder om haar voor die inschrijving vervangende toestemming te verlenen.
Het verweer van de vader dat een dergelijk verzoek niet in hoger beroep voor het eerst gedaan kan worden wordt gepasseerd. In hoger beroep staat het de moeder vrij om, binnen de grenzen van de eisen van een goede procesorde, haar inleidende verzoek te veranderen of te vermeerderen.
[de minderjarige] is leerplichtig en zal na haar verhuizing op een school in [plaats A] moeten worden ingeschreven. De moeder heeft in eerste instantie verzocht [de minderjarige] in te schrijven op de [basisschool 1] in [plaats A] , maar bij navraag bleek er op dit moment geen plek te zijn voor [de minderjarige] op deze school. Ter zitting heeft de moeder gesteld dat zij [de minderjarige] wenst in te schijven op één van de door haar genoemde scholen: [basisschool 2] of [basisschool 3] , beiden te [plaats A] . Zij wil daarover samen met de vader beslissen.
De vader heeft slechts kort voorafgaand aan de zitting in hoger beroep te horen gekregen dat er geen plek voor [de minderjarige] is op de [basisschool 1] . Hij heeft daarom verzocht te bepalen dat de ouders in onderling overleg [de minderjarige] zullen inschrijven op een school in [plaats A] , zodat hij ook zelf onderzoek kan doen naar de verschillende scholen in [plaats A] .
Het hof zal bepalen dat de ouders in eerste instantie in onderling overleg een keuze zullen maken op welke school in [plaats A] [de minderjarige] zal worden ingeschreven. Om er zeker van te zijn dat [de minderjarige] na de verhuizing op een (passende) school in [plaats A] terecht kan - ook als de ouders daarover samen onverhoopt niet of niet tijdig een beslissing kunnen nemen - zal het hof bepalen dat de vader zijn medewerking dient te verlenen [de minderjarige] in te schijven op de [basisschool 2] of [basisschool 3] in [plaats A] , waarbij de keuze tussen één van deze scholen aan de moeder wordt gelaten. Het hof realiseert zich dat na te nemen beslissing de ouders slechts een zeer korte tijd voor dat gezamenlijk overleg laat, maar het belang van [de minderjarige] vergt dat na de kerstvakantie geen onduidelijkheid zal blijven bestaan over haar schoolgang.
5.12
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 5 december 2018 voor zover daarbij het verzoek van de moeder om vervangende toestemming tot verhuizing naar [plaats A] is afgewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder toestemming - welke toestemming die van de vader vervangt - om met [de minderjarige] in de kerstvakantie 2019/2020 naar [plaats A] te verhuizen;
bepaalt dat de ouders in onderling overleg [de minderjarige] inschrijven op een basisschool in [plaats A] en voor het geval de ouders daarover samen niet of niet tijdig een beslissing kunnen nemen:
verleent de moeder toestemming - welke toestemming die van de vader vervangt - om [de minderjarige] vanaf het einde van de kerstvakantie 2019/2020 in te schrijven op [basisschool 2] , of op [basisschool 3] , allebei gelegen in [plaats A] ;
wijzigt de zorgregeling zoals door de ouders is overeengekomen in het ouderschapsplan van 10 oktober 2016 aldus dat [de minderjarige] met ingang van 6 januari 2020 drie van de vier weekenden van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de moeder [de minderjarige] op zaterdag naar [eiland] brengt en [de minderjarige] om 9.00 uur aan [eiland] zijde wordt overgedragen en de vader op zondag ervoor zorgt dat [de minderjarige] om 17.00 uur aan de [plaats B] zijde van de boot staat voorbij het poortje, waar de moeder [de minderjarige] ophaalt, waarbij de mogelijkheid bestaat voor de vader [de minderjarige] in onderling overleg op vrijdag van school of in de woning in [plaats A] op te halen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. A.V.T de Bie en mr. W.K. van Duren, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 31 december 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.