Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
,ingekomen op 29 mei 2019;
,ingekomen op 29 mei 2019.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder en de vader met betrekking tot de verhuizing van hun minderjarige dochter naar [plaats A]. De moeder, die sinds 2016 bij haar ouders woont, verzoekt om vervangende toestemming om met de minderjarige naar [plaats A] te verhuizen, waar zij een gezin wil stichten met haar partner. De vader verzet zich tegen de verhuizing en vreest dat dit negatieve gevolgen zal hebben voor zijn betrokkenheid bij het leven van de minderjarige. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De moeder heeft aangetoond dat de huidige woonsituatie niet langer houdbaar is en dat zij geen zicht heeft op een eigen woning op korte termijn. Het hof oordeelt dat de noodzaak van de verhuizing van de moeder naar [plaats A] voldoende is onderbouwd en dat de belangen van de vader, hoewel belangrijk, niet opwegen tegen de noodzaak van de moeder om te verhuizen. Het hof verleent de moeder toestemming om met de minderjarige te verhuizen en wijzigt de zorgregeling, zodat de minderjarige drie van de vier weekenden bij de vader verblijft. Tevens wordt bepaald dat de ouders in onderling overleg de minderjarige inschrijven op een basisschool in [plaats A].