ECLI:NL:GHAMS:2019:4750

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
23-002700-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake hennepteelt op boerderij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975, was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een beperking aangebracht die het hof niet accepteerde. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en hennepstekken op zijn gehuurde boerderij in Wijdewormer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 6 maart 2016 opzettelijk hennep heeft geteeld in een pand op zijn erf, waar 284 hennepplanten en 4037 hennepstekken zijn aangetroffen. Het hof verwierp het alternatieve scenario van de verdachte, waarin hij stelde dat hij niets van de hennepkwekerij wist en dat hij de schuren had onderverhuurd voor een krokodillenhandel. Het hof oordeelde dat de verdachte, gezien zijn ervaring met hennep, niet geloofwaardig kon zijn in zijn verklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en de in beslag genomen goederen werden onttrokken aan het verkeer. Het hof benadrukte de maatschappelijke overlast die voortvloeit uit hennepteelt en de ernst van de feiten, mede gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002700-18
datum uitspraak: 15 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-700369-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het aan hem onder 1 primair en 2 tenlastegelegde. Volgens de akte instellen hoger beroep is het hoger beroep gericht “tegen het eindvonnis d.d. 10 juli 2018 t.a.v. feit 1 subsidiair”. Daarmee behelst de appelakte wat betreft het onder 1 tenlastegelegde een ontoelaatbare beperking. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard het hoger beroep zonder deze ten onrechte in de appelakte aangebrachte beperking te willen doorzetten. Daarmee ligt aan het hof het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde ter beoordeling voor.

Tenlastelegging

Voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen is, gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging, aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 06 maart 2016 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan de [adres 2]), een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 284 hennepplanten en/of 4037 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 6 maart 2016 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan de [adres 2]), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 284 hennepplanten en/of 4037 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 7 maart 2016 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging [1]
Op 6 maart 2016 hebben politieambtenaren het erf betreden van perceel [adres 2] te Wijdewormer in verband met een paard in de sloot dat daar op eigen kracht niet uit kon komen. Nadat het paard door brandweerlieden op het droge was gebracht, wachtten politieambtenaren op het erf op de veearts en werd door hen een hennepgeur waargenomen, afkomstig uit een afgesloten schuur. Uit onderzoek bleek dat de huurder van dit perceel, [2] de verdachte [verdachte], diverse Opiumwet-antecedenten had en dat hij gesignaleerd stond in verband met een aan hennep(kweek) gerelateerd strafbaar feit. [3] Medewerkers van het Kernteam Hennep hebben op 7 maart 2016 een onderzoek ingesteld.
Situatie in en rondom de woning
Op grond van onder meer de door de medewerkers van het Kernteam Hennep beschreven en fotografisch vastgelegde situatie in en om de woning, kunnen de volgende feiten worden vastgesteld: [4]
Op het erf van perceel [adres 2] te Wijdewormer staan een vrijstaande boerderij en een aantal schuren die deels met het woongedeelte van de boerderij, en deels onderling, zijn verbonden. Er is een kweekruimte aangetroffen in een schuur die via een inpandige tussendeur met het woongedeelte van de boerderij verbonden is. In deze schuur stonden 284 moederplanten en 2525 hennepstekken. Op de bovenverdieping van een met deze schuur verbonden andere schuur is een tweede kweekruimte aangetroffen met 1512 hennepstekken. [5] In andere schuren lagen aan hennepkweek gerelateerde goederen, zoals afzuigslangen, transformatoren en slakkenhuizen.
De tussendeur van de eerstgenoemde kweekruimte naar de woning, was verontreinigd met resten van hennephars. Op de foto (met nummer 58) waarnaar bij dit deel van de bevindingen van het Kernteam Hennep wordt verwezen, neemt het hof verontreiniging rondom de deurklink waar.
In de meterkast in de woning waren de zegels verbroken, waardoor toegang tot de hoofdzekeringskast was verkregen. In de vloer van de meterkast zat een gat voor een elektriciteitskabel. Van de kruipruimte onder de meterkast liep een elektriciteitskabel naar de kweekruimte. Op de bijbehorende foto’s (met nummer 80 tot en met 86) neemt het hof waar dat deze kabel naar de kweekruimte deels is ingegraven in de tuin en deels zichtbaar bovengronds loopt, zoals ook is vermeld in de rapportage met de voordeelberekening. [6] In laatstgenoemde rapportage is op basis van de aangetroffen situatie wat betreft onder meer de mate van vervuiling van kweekbenodigdheden en datering van in de kwekerij met de moederplanten gebruikte gipsplaten tot uitgangspunt genomen, dat de kwekerij vanaf 1 maart 2015 in bedrijf is geweest. Een periode dus van ruim een jaar voorafgaand aan de ontdekking. [7]
Huur en bewoners
Ten aanzien van de huur en de huurders van perceel [adres 2] te Wormerveer kan het volgende worden vastgesteld. Vanaf 1 oktober 2014 heeft de verdachte de boerderijwoning met de schuren van de eigenaren gehuurd. [8] De maandelijkse huurprijs was € 2.300,-, exclusief gas, water en elektriciteit. De verdachte heeft tegen de verhuurders gezegd; dat hij een bedrijf had waarin hij bootjes en fietsen verhuurde, ‘[naam 1]’ geheten en dat hij ruimte zocht voor reparatie en opslag en dat hij de stal zag als kinderspeelplaats. [9] De verdachte heeft verklaard dat hij anderhalf jaar in de woning heeft gewoond samen met zijn vrouw en hun vier [10] kinderen en dat hij de huur contant betaalde. [11]
Exclusief betalingen voor gas, water en elektra, moet verdachte in anderhalf jaar tijd (18 x € 2.300,-) zo’n € 41.400,- contant aan huur hebben betaald. Uit de zich bij de stukken bevindende iCOV rapportage Vermogen en Inkomsten leidt het hof af dat de verdachte met ‘[naam 1]’ in 2014 en 2015 helemaal geen omzet heeft gehad. [12] In zijn verklaring tegenover de politie van 5 april 2016 heeft de verdachte het ook niet gehad over verhuur van bootjes en fietsen in het verband met ‘[naam 1]’, maar heeft hij verklaard spullen in te kopen en te verkopen via Marktplaats en soms iemand te helpen voor € 200,- en daarmee € 1.500,- in de maand als inkomen te hebben. [13] Voor de betaalde huur geeft ook dit door de verdachte gestelde inkomen geen verklaring.
Het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 oktober 2019 wijst op een ruime ervaring met (de kweek van) hennep. De periode van vijftien jaar waarin deze ervaring is opgebouwd, begint met een ‘sepot oud feit/schriftelijke waarschuwing’ voor hennepteelt te Zaandam in de periode van 11 februari 2003 tot en met 5 maart 2003. Daarna is de verdachte voor het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod op 5 december 2011 veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren. Voor de productie van een grote hoeveelheid hennep in de periode van 31 maart 2013 tot en met 28 mei 2013 te Wormerveer is de verdachte veroordeeld tot 180 uren werkstraf. Ook is de verdachte, zij het niet onherroepelijk, veroordeeld voor hennepproductie te Apeldoorn in de periode van 30 september 2016 tot en met 20 december 2016.
Voor de hand liggend of alternatief scenario
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden zijn op zichzelf redengevend voor een gang van zaken waarbij de verdachte de boerderij heeft gehuurd om daar te wonen en in de schuren hennep te kweken, zodat hij met zijn verdiensten uit die kweek het substantiële huurbedrag heeft kunnen betalen. Dat scenario ligt naar het oordeel van het hof het meest voor de hand. Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, volgt immers dat:
  • enkele maanden nadat de verdachte de boerderij is gaan bewonen, begonnen is met het kweken van hennep, zodat in het leeuwendeel van de periode waarin de verdachte daar met zijn gezin woonde, sprake is geweest van hennepkweek;
  • het kweken van hennep onder meer plaatsvond in de via een inpandige tussendeur met het woongedeelte van de boerderij verbonden ruimte, zodat de bewoners dit geroken moeten hebben, terwijl de vervuiling met hennephars op de tussendeur een sterke aanwijzing ervoor vormt dat een bij de kweek van de hennep betrokken persoon zich van de kweekruimte naar de woning heeft begeven;
  • aannemelijk is dat de verdachte, mede gelet op de duur van bewoning, de gemanipuleerde situatie in de meterkast en de provisorische elektriciteitskabel naar de kweekruimte heeft gezien.
Daar komt bij dat de lezing van de verdachte tegenover de verhuurder omtrent benodigde ruimte voor zijn gestelde bedrijfswerkzaamheden in het kader van ‘[naam 1]’ op geen enkele wijze handen en voeten heeft gekregen.
De verdachte heeft een alternatief scenario aangedragen. Volgens zijn verklaring bij de politie heeft hij nooit iets van de hennepkwekerij gemerkt en heeft hij vanaf oktober 2014 tot oktober 2015 voor
€ 1.200,- per maand één schuur aan [naam 2] onderverhuurd. [naam 2] wilde de schuren volgens de verdachte huren, omdat hij een krokodillenhandel had. Vanaf 1 oktober 2015 zou de verdachte alle schuren aan deze [naam 2] hebben onderverhuurd voor € 2.200,- per maand. [14] Ter staving hiervan heeft de verdachte met zijn lezing strokende (onderver)huurovereenkomsten aan de politie gegeven. Deze stukken bevinden zich in het dossier. De ene vermeldt als datum van ondertekening 1 oktober 2014 en de andere 1 oktober 2015. Als namen van de ondertekenaars zijn [naam 2] en [verdachte] vermeld.
Beoordeling van het door de verdachte aangedragen alternatieve scenario
Het hof schuift het alternatieve scenario van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde. Daarbij is ten eerste van belang dat ongeloofwaardig is dat de verdachte, met zijn ervaring met hennep, niets zou hebben gemerkt van de hennepkwekerij. Gedurende de periode waarin deze in gebruik is geweest moet de verdachte immers meermalen de voor hem bekende kenmerkende geur van hennep op zijn erf (en in zijn woning) hebben waargenomen. Ten tweede kan worden gewezen op de verklaring van [naam 2]. [15] Hij heeft tegenover de politie verklaard een opleiding aan het grafisch lyceum te hebben gevolgd en zijn geld te verdienen met werk als koerier en heeft niets gezegd over een krokodillenhandel. Ook heeft hij verklaard niet bekend te zijn met huur van schuren door hem vanaf 1 oktober 2014. Volgens zijn verklaring heeft hij tussen de verdachte en een jonge Duitser geheten [naam 3] bemiddeld bij de verhuur aan laatstgenoemde van de stallen en opslagruimtes op het erf van de verdachte vanaf 1 oktober 2015. Ter staving hiervan heeft [naam 2] een met zíjn lezing strokende (onderver)huurovereenkomst aan de politie gegeven waarin als namen van de ondertekenaars zijn vermeld [naam 3] en [verdachte] en met daarop een handtekening die overeenkomt met de handtekening van de verdachte op de door hem aan de politie gegeven overeenkomsten. Bij de door [naam 2] verstrekte overeenkomst zat een kopie van het paspoort van deze [naam 3]. Onderzoek door de politie leverde op dat deze [naam 3] in de politiesystemen voorkomt in verband met aangifte van verlies van identiteitsbewijzen. [16]
Naar het oordeel van het hof vormen deze verklaringen en de daarbij verstrekte overeenkomsten niet meer of minder dan een rookgordijn. Het hof komt tot dat oordeel vanwege:
  • de discrepanties tussen de verklaring van de verdachte en de verklaring van [naam 2] en de daarbij aan de politie overhandigde onderscheiden overeenkomsten;
  • de omstandigheid dat de verdachte, terwijl dat als steller van een alternatief scenario op zijn weg lag, deze discrepanties niet van een nadere uitleg heeft voorzien dan “ik denk dat [naam 2] het zelf ook weer onderverhuurde” en deze uitleg vragen oproept in het licht van de door de verdachte en ‘[naam 3]’ ondertekende overeenkomst, die er, als deze echt was, immers op zou wijzen dat de verdachte nauw bij de (nadere) onderverhuur aan [naam 3] betrokken was;
  • het door het politieonderzoek gerezen vermoeden dat het paspoort van [naam 3] misbruikt kan zijn.
Ten overvloede kan worden opgemerkt dat de verklaring van de verdachte, als wordt meegegaan in de door hem aangereikte lijn van denken – ‘[naam 2] huurt voor zijn krokodillenhandel, ik heb niks gemerkt’ – nog vele vragen oproept. Dat de verdachte die vragen onbeantwoord heeft gelaten, bijvoorbeeld omtrent de door hem getroffen veiligheidsmaatregelen met – uitgaande van zijn verklaring – een krokodillenhandel in schuren op een erf waar ook zijn kinderen woonden, kan verder buiten beschouwing blijven.
Slotsom
Met de verwerping van het alternatieve scenario valt niet alleen de grond weg onder de gestelde onderverhuur door de verdachte, ook is de door de verdachte opgevoerde bron van herkomst van de door hem contant betaalde huur als onaannemelijk uit beeld verdwenen. Deze ruim € 40.000,- aan contanten moet dus een andere herkomst hebben. Ook in dat licht komt het hof tot de slotsom dat de verdachte op het door hem gehuurde perceel hennep(stekken) heeft gekweekt, zoals hierna bewezen is verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 6 maart 2016 te Wijdewormer, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2], ongeveer 284 hennepplanten en 4037 hennepstekken.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, waarnaar in de voormelde voetnoten is verwezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van een grote hoeveelheid hennepplanten en hennepstekken in professioneel ingerichte kwekerijen in schuren behorend bij een door hem gehuurde boerderij. De teelt en het gebruik van hennep leveren veel maatschappelijke overlast op. Gewezen kan worden op de schade aan de gezondheid van de gebruikers en op verslavingsproblematiek met alle daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit. Ook kan worden gewezen op andere maatschappij ontwrichtende fenomenen die verband houden met hennepproductie op de schaal waarvan hier sprake was, zoals witwassen van daarmee gegenereerd geld, ripdeals en andere gewelddadigheden in verband met drugshandel en de conflicten die in die wereld ontstaan.
Zoals uit de hiervoor aangehaalde justitiële documentatie van de verdachte blijkt, heeft hij zich door eerdere onherroepelijke veroordelingen niet laten weerhouden om zich opnieuw – en nu op grote schaal – met de kweek van hennep bezig te houden. Dat weegt sterk in het nadeel van de verdachte en maakt dat het hof van oordeel is dat inmiddels niet met iets anders dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Die straf moet tevens recht doen aan de ernst van het feit en moet de verdachte ervan doordringen dat voortgaan op de door hem ingeslagen weg van het kweken van hennep geen optie is.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, brengt het hof niet tot het oordeel dat zou moeten worden afgezien van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij is mede van betekenis dat de gestelde huidige legale bedrijvigheid van de verdachte nauwelijks met enig stuk is onderbouwd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
Volgens de informatie van de advocaat-generaal is het nog nodig een beslissing te nemen over de op de beslaglijst vermelde goederen. Dit betreft goederen met betrekking waartoe het primair bewezen verklaarde is begaan. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken gelet op het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet. Daarbij merkt het hof op dat het goed vermeld op de beslaglijst met nummer 577913 in de kennisgeving van inbeslagneming op doorgenummerde p. 7 is omschreven als “verdovende mid hennep”. Bij de als “henneptoppen” in de beslaglijst vermelde goederen, begrijpt het hof dat het om hennepstekken gaat.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3, 11 en 13a van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 284 afgeknipte moederplanten (nr. 577909);
- 4037 hennepstekken (nr. 577912);
- 1 hennepgerelateerd goed (nr. 577913);
- 10 vuilniszakken met hennepstekjes en hennepafval (nr. 580584).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. P.F.E. Geerlings en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 november 2019.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.De processen-verbaal waarnaar in de onderstaande voetnoten wordt verwezen zijn in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt. De overige geschriften waarnaar wordt verwezen zijn gebezigd in samenhang met de andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van relaas, doorgenummerde p. 2.
3.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 102.
4.Proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, met fotobijlage, p. 52-101.
5.Het hof neemt de hier beschreven onderlinge positionering van de schuren waarin de kweekruimten zijn aangetroffen waar op de foto’s 3 en 4, doorgenummerde p. 59, in verbinding met foto’s 17 t/m 38 betreffende de ‘Schuur bovenverdieping’, doorgenummerde p. 68-76.
6.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij ex art 36e 2e lid Sr, doorgenummerde p. 118-124, in het bijzonder p. 124.
7.Voornoemd rapport, in het bijzonder doorgenummerde p. 121-122.
8.Met uitzondering van één schuur waarin de eigenaren hun caravans stalden.
9.Proces-verbaal van verhoor [naam 4], doorgenummerde p. 105-107.
10.Proces-verbaal van verhoor [naam 5], doorgenummerde p. 36.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], doorgenummerde p. 14-17.
12.Geschrift, zijnde een iCOV Rapportage Vermogen en Inkomsten betreffende [verdachte], los opgenomen op A3-formaat in het dossier.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], doorgenummerde p. 15.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], doorgenummerde p. 17.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2], doorgenummerde p. 43-46.
16.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 117.