In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1987, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 98 pillen en 3 gram MDMA op 11 oktober 2018 te Anna Paulowna. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was zonder inhoudelijke beoordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde is niet uitgesloten door enige omstandigheid. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 100 uren geëist, te vervangen door 50 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een moeilijke periode bevond, maar dat hij zijn leven weer op de rails probeert te krijgen. Gezien het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor een soortgelijk feit, heeft het hof besloten een taakstraf van 80 uren op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.