ECLI:NL:GHAMS:2019:4882

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
23-003322-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor diefstal uit een woning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996 te Amsterdam, was beschuldigd van diefstal in/uit een woning, gepleegd op 3 juli 2017. De tenlastelegging omvatte het forceren van deuren, het wegnemen van koperen leidingen en andere goederen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis van de politierechter, waarin de verdachte was veroordeeld.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 oktober 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte zich op het tijdstip van de diefstal in de nabijheid van de woning bevond, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij daadwerkelijk de diefstal had gepleegd. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de hem ten laste gelegde handelingen had verricht.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, een huurvereniging, tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003322-17
datum uitspraak: 13 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 september 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-122887-17 en 23-001414-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te Amsterdam op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meerdere (leegstaande) woningen gelegen aan de [adres 2] ([adres 2] perceel 43-HS, 43-2, 43-3, 45-1, 45-2, 47-hs en/of 47-3) heeft weggenomen koperen leidingen, CV-ketels en/of kranen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [huurvereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen koperen leidingen, CV-ketels en/of kranen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 3 juli 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een of meer woning(en), gelegen aan de [adres 2] (nrs. 43-hs, 43-2, 43-3, 45-1, 45-2, 47-hs, 47-3) weg te nemen koperen leidingen, CV ketels en kranen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [huurvereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking of inklimming, met zijn mededaders
- zich naar die woning(en) heeft begeven,
- een of meer deur(en) van die woning(en) heeft geforceerd/opengebroken,
- genoemde goederen van de muur heeft getrokken en/of doorgeknipt,
- leidingen (van koper en ijzer) in stukken heeft geknipt,
- leidingen (van koper en ijzer) in een koffer heeft geplaatst
- overige goederen heeft klaargezet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat hoewel het hoogst opmerkelijk is dat de verdachte zich om 04.30 uur ’s nachts bevond in de binnentuin van de woning waar op enig moment een gekwalificeerde diefstal heeft plaatsgevonden, op basis van het dossier niet met een voor een bewezenverklaring vereiste zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte in verband met deze diefstal daadwerkelijk in de woning(-en) is geweest en de hem verweten handelingen heeft verricht en evenmin dat hij zich met dat plan naar die plek heeft begeven

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 december 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [huurvereniging]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.441,09. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [huurvereniging]
Verklaart de benadeelde partij [huurvereniging] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van
22 augustus 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van
13 december 2016, parketnummer 23-001414-16, voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.M. van Amsterdam en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 november 2019.
=========================================================================
[…]
.