ECLI:NL:GHAMS:2019:4896

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
23-002864-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van grote hoeveelheid koper met positieve ontwikkeling verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986 te Amsterdam, was eerder veroordeeld voor misdrijven en had in de periode van 1 november 2016 tot en met 31 januari 2017 een grote hoeveelheid koper weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De tenlastelegging was gericht tegen de verdachte, die werkzaam was bij het bedrijf waarvan de koper was gestolen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, maar heeft ook rekening gehouden met zijn positieve ontwikkeling sinds de feiten. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, maar het hof heeft besloten hiervan af te wijken. De verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, heeft spijt betuigd en heeft stappen ondernomen om zijn leven weer op de rails te krijgen. Het hof heeft daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, samen met een taakstraf van tachtig uren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de impact op het bedrijf en de collega's van de verdachte. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002864-17
datum uitspraak: 5 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-048132-17 tegen
[verdachte],
geboren te Amsterdam op [geboortedatum 2] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer momenten in of omstreeks de pediode van 1 februari 2016 tot en met 31 januari 2017 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid koper, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op momenten in de periode van 1 november 2016 tot en met 31 januari 2017 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid koper, toebehorende aan [bedrijf]
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting verzocht de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte zich ten tijde van de onderhavige feiten in een moeilijke periode in zijn leven bevond maar sindsdien zijn leven op orde heeft gekregen, doordat hij inmiddels een nieuwe baan en een eigen woning heeft en recent is getrouwd. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling doorkruisen, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer drie maanden schuldig gemaakt aan verschillende diefstallen in het bedrijf waar hij op dat moment werkzaam was. Daarmee heeft de verdachte niet alleen het eigendomsrecht van het betrokken bedrijf geschonden maar dit bedrijf ook veel schade, overlast en frustratie bezorgd en moet hij het gevoel van veiligheid van collega’s hebben aangetast. Bovendien heeft de verdachte met zijn handelen het vertrouwen dat zijn werkgever in hem heeft gesteld – welke werkgever hem bovendien al tijdens een eerdere detentieperiode had aangenomen – in ernstige mate beschaamd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 mei 2019 is hij eerder ter zake van misdrijven veroordeeld.
In beginsel is voor feiten als het onderhavige, mede gelet op het voorgaande, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, als opgelegd door de politierechter, alleszins passend. Het hof ziet echter aanleiding hiervan af te wijken, gelet op het volgende. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, anders dan bij de rechtbank, het hem tenlastegelegde bekend en daarmee in de ogen van het hof verantwoordelijkheid genomen voor hetgeen hij had misdaan. Daarnaast heeft de verdachte het hof inzicht gegeven in zijn beweegredenen, heeft hij er blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien en heeft hij spijt betuigd. Hij heeft ook een regeling getroffen met de aangever om de ontstane schade te vergoeden en heeft, naar het zich laat aanzien, zijn leven sindsdien weer op de rit gekregen, ook waar dit betreft zijn streven zijn cannabisgebruik te beperken.
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling van de verdachte in ernstige mate zal doorkruisen, hetgeen het hof onwenselijk acht en waarbij (ook) de maatschappij niet is gebaat. Daarentegen is het hof, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat niet kan worden volstaan met de enkele oplegging van een (deels voorwaardelijke) taakstraf. Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, zal het hof daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W.M. Lut, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juni 2019.
Mr. Kleene-Krom is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
[…]
.