ECLI:NL:GHAMS:2019:4904
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onduidelijkheid over rechtshulpverzoek
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis. De advocaat-generaal heeft tijdens de zitting stukken overgelegd die betrekking hebben op een rechtshulpverzoek dat op 29 mei 2018 door het Ressortsparket te Amsterdam naar de Afdeling Internationale aangelegenheden en Rechtshulp in Strafzaken (AIRS) is verzonden. Dit verzoek was bedoeld voor de betekening van de dagvaarding in hoger beroep aan de verdachte. Echter, de Dominicaanse autoriteiten hebben het verzoek geretourneerd vanwege het ontbreken van een apostille. Op 21 juni 2018 is er opnieuw een rechtshulpverzoek verzonden, ditmaal met een apostille, maar er is geen bewijs dat deze stukken zijn doorgeleid naar de bevoegde autoriteiten in de Dominicaanse Republiek.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen duidelijkheid bestaat over de datum waarop de stukken zijn doorgeleid, wat betekent dat de dagvaarding niet op de wettelijk voorgeschreven wijze aan de verdachte is uitgereikt. Aangezien de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, heeft het hof besloten de dagvaarding in hoger beroep nietig te verklaren. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedurele afhandeling van rechtshulpverzoeken en de gevolgen van een onduidelijke status van dergelijke verzoeken voor de rechtsgang.