ECLI:NL:GHAMS:2019:4904

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2019
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
23-000553-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onduidelijkheid over rechtshulpverzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis. De advocaat-generaal heeft tijdens de zitting stukken overgelegd die betrekking hebben op een rechtshulpverzoek dat op 29 mei 2018 door het Ressortsparket te Amsterdam naar de Afdeling Internationale aangelegenheden en Rechtshulp in Strafzaken (AIRS) is verzonden. Dit verzoek was bedoeld voor de betekening van de dagvaarding in hoger beroep aan de verdachte. Echter, de Dominicaanse autoriteiten hebben het verzoek geretourneerd vanwege het ontbreken van een apostille. Op 21 juni 2018 is er opnieuw een rechtshulpverzoek verzonden, ditmaal met een apostille, maar er is geen bewijs dat deze stukken zijn doorgeleid naar de bevoegde autoriteiten in de Dominicaanse Republiek.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen duidelijkheid bestaat over de datum waarop de stukken zijn doorgeleid, wat betekent dat de dagvaarding niet op de wettelijk voorgeschreven wijze aan de verdachte is uitgereikt. Aangezien de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, heeft het hof besloten de dagvaarding in hoger beroep nietig te verklaren. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedurele afhandeling van rechtshulpverzoeken en de gevolgen van een onduidelijke status van dergelijke verzoeken voor de rechtsgang.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000553-14
datum uitspraak: 21 januari 2019
NIET VERSCHENEN
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-820067-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedag] 1964,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres: [adres]).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal stukken overgelegd waaruit blijkt dat het Ressortsparket te Amsterdam het rechtshulpverzoek, strekkende tot betekening van de dagvaarding in hoger beroep aan de verdachte, met beëdigde vertaling op 29 mei 2018 naar de Afdeling Internationale aangelegenheden en Rechtshulp in Strafzaken (AIRS) heeft verzonden. Blijkens een brief van de AIRS van 11 juni 2018 is het rechtshulpverzoek door de Dominicaanse autoriteiten geretourneerd vanwege het ontbreken van de apostille. Voorts is op 21 juni 2018 wederom een rechtshulpverzoek – voorzien van een apostille – verzonden naar de AIRS.
Uit hetgeen hiervoor is vastgesteld volgt dat de stukken met betrekking tot het op 21 juni 2018 verzonden rechtshulpverzoek wel naar de AIRS zijn verzonden, maar uit niets blijkt dat deze stukken zijn doorgeleid naar de bevoegde autoriteiten in de Dominicaanse Republiek of op welke datum dat zou zijn geweest. Nu hier geen duidelijkheid over bestaat is het hof van oordeel dat de dagvaarding om in hoger beroep te verschijnen op de terechtzitting niet op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is uitgereikt. De dagvaarding dient op grond daarvan - nu verdachte niet ter terechtzitting is verschenen - nietig te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. C.N. Dalebout en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 januari 2019.
mr. F.M.D. Aardema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.