In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1981, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een ruit in de voordeur van een woning waar hij tijdelijk verbleef. De feiten vonden plaats op 25 mei 2017 te Amsterdam. De verdachte had de ruit vernield omdat hij niet werd binnengelaten in de woning, wat leidde tot onnodige overlast en schade. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 150,00, subsidiair 3 dagen hechtenis.
In hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en de eerdere straf bevestigd. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat in zijn nadeel werd gewogen. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in beschouwing genomen en kwam tot de conclusie dat de opgelegde straf passend was.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 150,00 en 3 dagen hechtenis. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 23 april 2019.