ECLI:NL:GHAMS:2019:4913

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
23-002361-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis wegens vernieling van ruit in voordeur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1981, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een ruit in de voordeur van een woning waar hij tijdelijk verbleef. De feiten vonden plaats op 25 mei 2017 te Amsterdam. De verdachte had de ruit vernield omdat hij niet werd binnengelaten in de woning, wat leidde tot onnodige overlast en schade. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 150,00, subsidiair 3 dagen hechtenis.

In hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en de eerdere straf bevestigd. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat in zijn nadeel werd gewogen. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in beschouwing genomen en kwam tot de conclusie dat de opgelegde straf passend was.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 150,00 en 3 dagen hechtenis. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 23 april 2019.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002361-18
datum uitspraak: 23 april 2019
TEGENSPRAAK (raadsman op eerdere terechtzitting gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-094685-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 april 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan hem verdachte, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 mei 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit
dieaan een ander dan aan hem toebehoorde, heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 150,00, subsidiair 3 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door
de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft op de zitting van 10 januari 2019 naar voren gebracht dat de verdachte bezwaar heeft tegen de opgelegde straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de ruit van de voordeur van de woning waar hij tijdelijk mocht verblijven vernield, omdat hij de woning niet werd binnengelaten. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte geheel onnodig overlast en schade veroorzaakt en heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 maart 2019 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten (winkeldiefstallen) veroordeeld. Dit wordt in zijn nadeel gewogen. Het hof ziet dan ook geen enkele reden om een lagere straf op te leggen dan door de eerste rechter uitgesproken.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 16 oktober 2017 onder CJIB-nummer 1132542002974130.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. W.M.C. Tilleman en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 april 2019.
mrs. C.N. Dalebout en J.J.I. de Jong zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[adres 2]