ECLI:NL:GHAMS:2019:4914

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
23-000913-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernieling van ruit met stoeptegel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1981, was aangeklaagd voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een ruit die toebehoorde aan een instelling voor opvang van dak- en thuislozen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 24 januari 2018 te Amsterdam. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier dagen, met aftrek van voorarrest.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 april 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, omdat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten, zoals winkeldiefstallen. Bovendien bleek uit een rapport van de GGZ Reclassering Inforsa dat de verdachte niet bereikbaar was voor de reclassering, wat de mogelijkheid van een taakstraf uitsloot.

Het hof heeft geconcludeerd dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, in combinatie met de persoonlijke situatie van de verdachte, geen andere of lagere straf rechtvaardigen dan de eerder opgelegde gevangenisstraf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier dagen, met de bepaling dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000913-18
datum uitspraak: 23 april 2019
TEGENSPRAAK (raadsman op eerdere terechtzitting gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-016816-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 april 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 24 januari 2018 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier dagen met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft op de zitting van 10 januari 2019 naar voren gebracht dat de verdachte bezwaar heeft tegen de opgelegde straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met een stoeptegel de ruit van een voordeur van een instelling voor opvang van dak- en thuislozen vernield. Het hof rekent de verdachte aan dat hij door zijn handelen overlast heeft veroorzaakt, inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander en de benadeelde instelling financiële schade heeft berokkend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 maart 2019 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten (winkeldiefstallen) veroordeeld. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte. Gelet hierop kan niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke (gevangenis)straf. Daarnaast wordt in aanmerking genomen dat de verdachte, blijkens het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 31 januari 2019, op geen enkele manier bereikbaar is voor de reclassering en er dus geen reëel vooruitzicht bestaat dat een taakstraf ten uitvoer kan worden gelegd.
Het hof acht alles afwegende geen andere of lagere straf passend en geboden dan de vrijheidsbenemende straf van een aantal dagen die de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. W.M.C. Tilleman en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 april 2019.
mrs. C.N. Dalebout en J.J.I. de Jong zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================
[…]