ECLI:NL:GHAMS:2019:4974
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens lopende asielprocedure
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Irak, was aangeklaagd voor het afleveren en/of voorhanden hebben van een vals of vervalst identiteitsbewijs. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 september 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij na de eerste terechtzitting een asielaanvraag heeft ingediend, die nog steeds loopt. De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, gezien de lopende asielprocedure.
De advocaat-generaal heeft in eerste instantie betoogd dat het verweer van de raadsman verworpen moest worden, omdat de asielaanvraag niet was aangetoond. Subsidiair stelde zij dat als de asielprocedure kan worden aangetoond, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, verwijzend naar jurisprudentie van de Hoge Raad. Het hof heeft de mededelingen van de raadsman geloofd en vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een lopende asielprocedure.
Het hof heeft overwogen dat het openbaar ministerie slechts ontvankelijk kan zijn in de vervolging als er geen onherroepelijke afwijzing van de asielaanvraag is. Aangezien dit niet het geval was, heeft het hof besloten dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. A.M. van Woensel, die buiten staat was om te ondertekenen.