ECLI:NL:GHAMS:2019:4986

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
23-001399-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bezit van GHB en vrijspraak voor bezit van XTC

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van XTC en GHB. In hoger beroep heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 21 april 2017. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 15 november 2019 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.

De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 26,5 XTC-pillen en 4 milliliter GHB op 31 december 2014 te Amsterdam. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van XTC, waardoor de verdachte hiervan is vrijgesproken. Wat betreft de GHB heeft het hof vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 4 milliliter GHB aanwezig had, wat als strafbaar wordt gekwalificeerd onder de Opiumwet.

Het hof heeft de vervolging van de verdachte voor het bezit van GHB niet niet-ontvankelijk verklaard, ondanks het verweer van de raadsman. Het hof heeft geoordeeld dat de vervolging niet in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Uiteindelijk heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen, onder verwijzing naar artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, gezien de geringe ernst van het feit en het tijdsverloop sinds het delict.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001399-17
datum uitspraak: 29 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-014586-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer zesentwintig-en-een-halve (26,5)(zogenaamde) XTC-pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 4 milliliter 4-hydroxy-boterzuur / GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of 4-hydroxy-boterzuur / GHB, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak XTC

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat uit het dossier niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid XTC-pillen aanwezig heeft gehad, zodat het hof de verdachte hiervan zal vrijspreken.

Ontvankelijkheid OM ten aanzien van GHB

De raadsman heeft bepleit dat in het geval het hof vrijspreekt van het bezit van XTC enkel de vervolging voor het bezit van 4 ml GHB overblijft. Dat is een ‘geringe hoeveelheid voor eigen gebruik’ waarvoor het openbaar ministerie op grond van de (zo begrijpt het hof: destijds geldende) ‘Richtlijn voor Strafvordering Opiumwet, harddrugs’ niet vervolgt, zodat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte voor het enkele bezit van de GHB.
Het hof stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het openbaar ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde (vgl. HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4280 en HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:513).
Van een dergelijk uitzonderlijk geval is het hof niet gebleken, waarbij wordt meegewogen dat de vervolging van de verdachte voor het bezit van 4 ml GHB niet uitsluitend daarop was gericht, maar samenhing met de verdenking dat de verdachte ook in bezit was van een flink aantal XTC pillen. Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie wordt daarom verworpen.
Het hof komt, mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, tot een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van 4 ml GHB.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2014 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 4 milliliter GHB.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben van de XTC-pillen en de GHB veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het opzettelijk aanwezig hebben van de GHB zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 150,00, met vervangende hechtenis van drie dagen, en een proeftijd voor de duur van 1 jaar.
Mede gelet op de geringe ernst van het feit, het tijdsverloop en de omstandigheid dat de verdachte niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld, acht het hof raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en zal om die reden toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 november 2019.
=========================================================================
[…]