ECLI:NL:GHAMS:2019:4986
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen veroordeling voor bezit van GHB en vrijspraak voor bezit van XTC
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van XTC en GHB. In hoger beroep heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 21 april 2017. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 15 november 2019 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.
De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 26,5 XTC-pillen en 4 milliliter GHB op 31 december 2014 te Amsterdam. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van XTC, waardoor de verdachte hiervan is vrijgesproken. Wat betreft de GHB heeft het hof vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 4 milliliter GHB aanwezig had, wat als strafbaar wordt gekwalificeerd onder de Opiumwet.
Het hof heeft de vervolging van de verdachte voor het bezit van GHB niet niet-ontvankelijk verklaard, ondanks het verweer van de raadsman. Het hof heeft geoordeeld dat de vervolging niet in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Uiteindelijk heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen, onder verwijzing naar artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, gezien de geringe ernst van het feit en het tijdsverloop sinds het delict.