ECLI:NL:GHAMS:2019:5066

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-002683-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met verwerping van beroep op noodweer en noodweerexces

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging op 2 januari 2016 te Amsterdam, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers op het Leidseplein. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan en stompen van de slachtoffers, alsook het schoppen van een van hen terwijl deze op de grond lag. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een andere beslissing genomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, maar verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces. De verdediging stelde dat de verdachte handelde uit zelfverdediging, maar het hof oordeelde dat de reactie van de verdachte disproportioneel was en niet kon worden aangemerkt als noodzakelijke verdediging. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, zonder bijzondere voorwaarden. Het hof overwoog dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in aanmerking moesten worden genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002683-17
datum uitspraak: 7 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-701010-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 02 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Leidseplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval een of meerdere perso(o)n(en), welk geweld bestond uit het éénmaal of meermalen
- slaan/stompen van [slachtoffer 1] in/op/tegen het oog, in elk geval het gezicht en/of
- slaan/stompen van [slachtoffer 2] in/op/tegen de neus, in elk geval het gezicht en/of
- schoppen/trappen van [slachtoffer 2] in/op/tegen het lichaam, terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag;
subsidiair
hij op of omstreeks 02 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval een of meerdere perso(o)n(en), heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of meermalen
- slaan/stompen van [slachtoffer 1] in het gezicht en/of
- slaan/stompen van [slachtoffer 2] in het gezicht en/of
- schoppen/trappen van [slachtoffer 2] tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 2 januari 2016 te Amsterdam op de openbare weg, het Leidseplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het
- stompen tegen het oog van [slachtoffer 1] en
- stompen tegen de neus van [slachtoffer 2] en
- trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 2], terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bespreking van enkele verweren

De raadsman heeft, kort samengevat en zakelijk weergegeven, een beroep gedaan op noodweer en noodweerexces en daartoe kort samengevat het volgende aangevoerd.
De verdachte had een concrete aanleiding voor zijn aandeel in het openlijke geweld. Hij greep in omdat twee oudere dronken mannen zijn vriend [naam 1], die gevoelig is voor epileptische aanvallen, mishandelden. De verdachte heeft hem en zichzelf verdedigd.
Ten aanzien van het slaan wordt een beroep gedaan op noodweer en ten aanzien van de schop tegen [slachtoffer 2] wordt een beroep gedaan op noodweerexces, hetgeen tot ontslag van alle rechtsvervolging dient te leiden, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 2 januari 2016 met [naam 1], [medeverdachte] en [naam 2] in of vlakbij een portiek op het Leidseplein stond.
Indien al gezegd kan worden dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] [naam 1] hebben geslagen en ook voor de verdachte, die (aanvankelijk) in een portiek stond, “een dreigende situatie” ontstond, rechtvaardigt dit niet zijn reactie daarop nu die, gelet op de situatie, disproportioneel was. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben zodanig grof geweld gebruikt dat dit in de kern aanvallend van aard was en niet kan worden aangemerkt als noodzakelijke verdediging op een daaraan voorafgaande aanranding.
Het beroep op noodweerexces faalt eveneens nu het, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de aard van het handelen van de verdachte, niet aannemelijk is geworden dat dit het onmiddellijke gevolg was van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door een daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding. De enkele stelling zonder enige toelichting van de raadsman dat hiervan sprake was is hiervoor niet voldoende.
Dit leidt tot de slotsom dat het hof de verweren van de raadsman verwerpt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht, indien het hof het noodweerverweer verwerpt en tot een bewezenverklaring komt, verbalisant [verbalisant] te doen horen als getuige, gelet op de onduidelijkheden over de herkenning van personen en de gang van zaken op de plaats delict.
Het hof overweegt als volgt.
De waarnemingen van politieambtenaar [verbalisant], gedaan in het donker en in een hectische situatie, wijken, voor zover deze betrekking hebben op de herkenning van [naam 1] en de aan hem toegeschreven handelingen, zozeer af van hetgeen overigens uit het dossier blijkt dat hieraan in het kader van de bewijsbeslissing zal worden voorbijgegaan.
Gelet op het voorgaande en nu dit gelet op de onderbouwing redelijkerwijs niet noodzakelijk noch in het belang van de verdediging kan worden geacht, wijst het hof het voorwaardelijk verzoek tot het horen van deze politieambtenaar af.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - een meldplicht, deelname aan een gedragsinterventie en een leefstijltraining.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde die ziet op de deelname aan gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardighedentraining, nu de reclassering voor deze bijzondere voorwaarde geen grond meer ziet.
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het een oude zaak betreft en dat de verdachte bij een zwaardere sanctie mogelijk geen Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) zal krijgen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van geweld op de openbare weg door samen met de mededader beide slachtoffers in het gezicht te stompen en één van hen vervolgens, terwijl hij op grond lag, te trappen. Door zo te handelen is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en een voor hen intimiderende situatie geschapen. Dergelijke misdrijven versterken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Met de raadsman acht het hof, alles afwegende en mede gelet op het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals naar voren gebracht ter terechtzitting in hoger beroep en het Reclasseringsrapport van 20 april 2018 van Inforsa, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof, gelet op de recente persoonlijke omstandigheden van de verdachte, geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2019.
mr. M.M. van der Nat is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]