ECLI:NL:GHAMS:2019:5153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-001223-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak en woninginbraak met schade aan eigendommen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van een poging tot woninginbraak en een woninginbraak, gepleegd op 22 mei 2012 te Bovenkarspel. Tijdens de inbraken zijn onder andere bankpassen, een horloge, een rijbewijs en portemonnees met contant geld weggenomen. De verdachte heeft daarbij schade toegebracht aan de raam- en deurkozijnen van de woningen. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging omvatte twee feiten waarbij de verdachte zich toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak en inklimming. Het hof heeft vastgesteld dat de deelnemingsvorm 'in vereniging' niet bewezen kon worden, maar dat het DNA van de verdachte overeenkwam met sporen die bij de woningen zijn aangetroffen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling na de feiten en de impact van de inbraken op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001223-18
Datum uitspraak: 13 februari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-700144-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 januari 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 22 mei 2012 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, in de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen op/aan de [adres 2] aldaar, heeft weggenomen een of meer bankpas(sen) en/of een horloge (merk Pulsar) en/of een rijbewijs en/of een of meer portemonnee(s) (inhoudende o.a. een geldbedrag van 15 euro en/of een geldbedrag van 70 euro en/of een vispas) en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2:
hij op of omstreeks 22 mei 2012 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, in de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen op/aan de [adres 3] aldaar, weg te nemen een of meer goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar die woning is/zijn toegegaan en/of (daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een of meer ga(a)t(en) in de schuifpui en/of bij de voordeur en/of het/een raam aan de zijkant van die woning geboord, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmotivering deelnemingsvorm

Met de raadsman is het hof van oordeel dat ten aanzien van beide feiten de deelnemingsvorm ‘in vereniging’ niet bewezen kan worden verklaard.
Bij de twee woningen zijn na de (poging) inbraak meerdere speekselsporen veilig gesteld. Uit deze sporen zijn DNA-profielen afgeleid. Voor allebei de woningen geldt dat één van de afgeleide DNA-profielen volledig overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. De willekeurige kans dat dit DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte is telkens kleiner dan één op één miljard.
Ten aanzien beide woninginbraken is daarnaast uit een spoor één DNA-profiel afgeleid van wie de donor onbekend is. Nu het dossier geen verdere informatie bevat over (aangetroffen DNA van) eventuele medeverdachten, acht het hof het in vereniging plegen van een (poging tot) inbraak niet bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op of omstreeks 22 mei 2012 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, in de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen op de [adres 2] aldaar, heeft weggenomen bankpassen, een horloge (merk Pulsar), een rijbewijs, portemonnees, inhoudende o.a. een geldbedrag van 15 euro en een geldbedrag van 70 euro en een vispas, en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2:
hij op of omstreeks 22 mei 2012 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, in de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen op de [adres 3] aldaar, weg te nemen een of meer goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, naar die woning is toegegaan en heeft hij, verdachte, gaten in de schuifpui en bij de voordeur en het raam aan de zijkant van die woning geboord, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van twee jaren.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte thans een geheel voorwaardelijke straf tot gevolg zouden moeten hebben. De verdachte was ten tijde van de gepleegde feiten verslaafd aan alcohol en drugs en leefde vanuit zijn auto. Sindsdien heeft de verdachte zijn leven een positieve wending kunnen geven.
Hij wordt op vrijwillige basis begeleid door de Triade in [plaats], waarbij aandacht is voor zelfredzaamheid en er toezicht is op zijn financiën, hij beschikt sinds kort over een zorgwoning, heeft een dagbesteding en heeft sinds enige tijd een relatie waaruit twee jonge kinderen zijn voortgekomen. Het is belangrijk om de stabiliteit door te zetten om de positieve wending te garanderen en een onvoorwaardelijk verblijf in de gevangenis zou die stabiliteit in gevaar kunnen brengen. Voorts is de verdachte bereid zich aan alle noodzakelijke voorwaarden te houden, al ziet de verdachte hier niet de toegevoegde waarde van in nu hij reeds naar tevredenheid wordt begeleid door de Triade.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak en een woninginbraak, waarbij onder andere twee portemonnees met inhoud, een horloge en een rijbewijs werden weggenomen. Daarbij heeft verdachte schade toegebracht aan raam-, en deurkozijnen van de woningen. Verdachte heeft geen respect getoond voor het eigendomsrecht van anderen. De benadeelden hebben hierdoor materiële schade en hinder ondervonden. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2019 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Hoewel de redelijke termijn niet is geschonden, neemt het hof de ouderdom van de feiten wel in ogenschouw bij de beoordeling van de strafmaat, evenals het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Voorts lijkt het alsof het de verdachte gelukt is, op enkele gebeurtenissen na, zijn leven een positieve wending te geven. Het hof acht derhalve, alles afwegende, een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. A.M. van Amsterdam en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 februari 2019.