ECLI:NL:GHAMS:2019:5157

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-003409-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling van partner

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van zijn toenmalige partner op 9 juli 2017 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het meerdere malen stompen van de partner tegen haar hoofd en het trappen tegen haar kin en/of nek. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden, omdat hij onder invloed was en zijn bekentenis niet opzettelijk was. Het hof heeft echter de verklaringen van de aangeefster en de verdachte in overweging genomen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar met zijn vuist op het hoofd heeft geslagen en haar heeft geschopt. De verdachte heeft later ook erkend dat hij haar heeft geslagen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de mishandeling van zijn partner. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, met een voorwaardelijke hechtenis van 20 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met het strafblad van de verdachte, die eerder voor geweldsdelicten was veroordeeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003409-17
Datum uitspraak: 13 februari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-126334-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meerdere malen tegen haar hoofd te stompen en/of haar tegen haar kin en/of nek, althans tegen het lichaam te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een (deels) andere bewezenverklaring en een andere straf zal opleggen.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft bij de politie een bekennende verklaring afgelegd omdat hij naar huis wilde en omdat hij nog onder invloed verkeerde. De enige handeling die de verdachte stelt te hebben verricht, is de aangeefster wegduwen toen zij in huis op hem sprong. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van pijn of letsel bij het geven van die duw. De verdachte ontkent tegen de keel/nek van aangeefster te hebben geschopt en in het dossier bevindt zich hier ook geen letselverklaring van. De verdachte moet worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar tweemaal met zijn rechtervuist een harde klap op haar achterhoofd gaf en daarna met zijn rechterbeen een harde trap gaf tegen de onderkant van haar kin. Direct hierna is de aangeefster naar buiten gelopen en heeft een fietser aangesproken die voor haar de politie heeft gebeld, nadat aangeefster vertelde dat zij geslagen was door haar man. De verdachte heeft daarbij trappende bewegingen naar de fiets van de beller gemaakt, waaruit zijn agitatie blijkt. Toen de politie arriveerde heeft de aangeefster direct verklaard dat zij tegen haar hoofd en keel was geschopt door de verdachte. Een paar uur later is de verdachte gehoord door de politie en heeft hij verklaard dat aangeefster gelijk heeft, dat hij haar twee keer op haar hoofd heeft geslagen en haar tegen haar kin heeft geschopt en dat de verdachte fout is geweest en daarvoor moet boeten. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij aangeefster geslagen heeft.
Het hof is het met de raadsvrouw eens dat uit het verhoor bij de politie zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte een verklaring heeft afgelegd om zo snel mogelijk klaar te zijn met het verhoor, maar dat betekent niet dat hij daarbij niet de waarheid heeft gesproken en ook in eerste aanleg heeft de verdachte bekend dat hij aangeefster heeft geslagen.
Gelet op de feiten en omstandigheden die volgen uit de bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend dat de verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld op de manier die hieronder in de bewezenverklaring staat.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 juli 2017 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meerdere malen tegen haar hoofd te stompen en haar tegen haar kin en/of nek te trappen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis indien deze werkstraf niet naar behoren wordt verricht, waarvan 20 uren voorwaardelijk subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige partner en heeft onaanvaardbaar geweld gebruikt. Hij heeft daardoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bij haar pijn veroorzaakt. De verdachte heeft met zijn gedrag voorrang gegeven aan de directe uiting van zijn frustratie en emoties en heeft niet geprobeerd het ontstane conflict op fatsoenlijke wijze op te lossen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2019 is hij eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Bij oplegging van de straf heeft het hof mede rekening heeft gehouden met bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dat van toepassing is in hoger beroep, gelet op het arrest met parketnummer
23-001683-18 dat op dezelfde dag als onderhavig arrest gewezen is.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. P. Greve en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 februari 2019.