ECLI:NL:GHAMS:2019:5158

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-002850-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van winkeldiefstal met tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraffen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal op 6 maart 2017 in Oudkarspel, waar hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening levensmiddelen heeft weggenomen uit een winkel. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter, maar heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de diefstal. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002850-17
Datum uitspraak: 13 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 augustus 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-079460-17 en 15-800540-14, 15-127854-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 6 maart 2017 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere levensmiddel(en) (waaronder kipfilet), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] ([adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring. Het dossier bevat geen doorlopende beelden, tussen het overhevelen van goederen en het verlaten van de winkel zit een tijdverloop van drie minuten en in die tijd zijn geen waarnemingen gedaan, althans die zitten niet in het dossier. Voorts is er een halfvol mandje in de winkel achtergebleven. Dit is onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring en de verdachte moet dan ook worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte de [winkel] inloopt en diverse spullen in zijn mandje stopt. Vervolgens loopt de verdachte met dit mandje naar een plek in de winkel en haalt hij de goederen uit het mandje en stopt ze in een met zich mee gevoerde sporttas. Het hof is van oordeel dat verdachte het goed daarmee aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken en de wegneming van het goed als voltooid geldt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 6 maart 2017 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig goed, toebehorende aan [winkel], [adres 2].
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Met zijn handelswijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien naast schade vaak veel hinder en overlast voor de gedupeerden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2019 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Bij oplegging van de straf heeft het hof mede rekening heeft gehouden met bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dat van toepassing is in hoger beroep, gelet op het arrest met parketnummer
23-001251-18, waarin op dezelfde dag als onderhavige zaak arrest is gewezen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging 15-800540-14

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 29 januari 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 3 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging 15-127854-15

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Deze straf zal alleen ten uitvoer worden gelegd voor zover deze niet reeds eerder ten uitvoer is gelegd.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 29 januari 2015, parketnummer 15-800540-14, te weten van:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2015, parketnummer 15-127854-15,
te weten van:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. A.M. van Amsterdam en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 februari 2019.