ECLI:NL:GHAMS:2019:5160

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-001984-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besturen van een auto met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het besturen van een auto terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging betreft een incident dat plaatsvond op 12 november 2015 te Amsterdam, waar de verdachte als bestuurder van een personenauto op de Middenweg reed zonder geldig rijbewijs. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 januari 2019 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat het tenlastegelegde niet bewezen kan worden, omdat niet kan worden aangetoond dat er na de ongeldigverklaring geen nieuw rijbewijs aan de verdachte is afgegeven. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte bij controle geen geldig rijbewijs kon tonen en dat er geen bewijs was dat hij een geldig rijbewijs bezat. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen en het feit bewezen verklaard.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken. De straf is opgelegd op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof heeft meegewogen dat de verdachte eerder voor vergelijkbare feiten was veroordeeld. De verdachte heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan het rijden zonder geldig rijbewijs, wat de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, in acht genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001984-18
Datum uitspraak: 13 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-002530-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 januari 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2015, te Amsterdam, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Middenweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard. Uit dossier kan niet worden afgeleid dat na de ongeldig verklaring geen nieuw rijbewijs aan de verdachte is uitgegeven. Nu dat niet kan worden uitgesloten, kan het feit niet bewezen worden verklaard en moet de verdachte worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van aanhouding (pagina 13) volgt dat nadat de verbalisanten de verdachte met zijn auto aan de kant hadden gezet, zij hem om een geldig rijbewijs en geldig kentekenbewijs hebben gevraagd. De verdachte gaf aan dat hij deze papieren niet bij zich had. Nadat de verdachte zijn naam had opgegeven had, heeft een verbalisant dit nagetrokken in het politiesysteem. Hieruit bleek enkel dat de verdachte een ongeldig verklaard rijbewijs had. Enig aanknopingspunt dat de verdachte toch beschikte over een geldig rijbewijs, ontbreekt. Het verweer slaagt niet en het feit wordt bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 november 2015 te Amsterdam, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor categorie B ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Middenweg, als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een auto terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte de regels die gelden in het verkeer en de verkeersveiligheid dienen naast zich neergelegd. Bovendien heeft hij door met een auto te gaan rijden terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan besluiten van een instantie die mede met het oog op de verkeersveiligheid belast is met onder meer de beoordeling van de geldigheid van rijbewijzen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2019 is hij eerder ter zake van wegenverkeerswetdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof neemt het de verdachte daarbij zeer kwalijk dat hij reeds meermaals voor het onderhavige feit is veroordeeld en zich hierdoor niet laat weerhouden zich wederom zonder geldig rijbewijs in het verkeer te begeven. Nu de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voor hetzelfde feit, daarna onderstaand feit heeft gepleegd en het een ernstig feit betreft waarmee onder meer de veiligheid van medeweggebruikers in gevaar kan worden gebracht acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf van acht weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. A.M. van Amsterdam en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 februari 2019.