ECLI:NL:GHAMS:2019:53
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- H.A. van den Berg
- A. van Haeringen
- R.G. Kemmers
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gezag over een minderjarige en de rol van de Jeugdbescherming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de vader over de minderjarige [minderjarige]. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, verzocht om het gezag niet te beëindigen en om een bijzondere curator te benoemen voor onderzoek naar zijn opvoedvaardigheden. De rechtbank had eerder bepaald dat zowel de vader als de moeder ontheven werden van het ouderlijk gezag en dat de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI) met de voogdij over [minderjarige] werd belast.
De vader had [minderjarige] erkend en voerde sinds maart 2017 samen met de moeder het gezag uit. De minderjarige was onder toezicht gesteld en woonde sinds maart 2017 bij de pleegvader. Het hof heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verzoek en dat de omstandigheden van de minderjarige, die stabiliteit en een veilige opvoedomgeving nodig heeft, in het geding zijn. De GI en de pleegvader hebben bevestigd dat de minderjarige goed gedijt in haar huidige situatie.
Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het gezag van de vader en de moeder werd beëindigd en de GI met de voogdij werd belast. Het hof oordeelde dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat er geen noodzaak was voor nader onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de vader, aangezien dit de procedure zou vertragen en niet in het belang van de minderjarige zou zijn.