ECLI:NL:GHAMS:2019:541

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-001886-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis van verdachte in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2019 in raadkamer een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte behandeld. De verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in een huis van bewaring in Nieuwegein, heeft verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis, omdat hij stelt dat hij in detentie niet de psychische hulp krijgt die hij nodig heeft. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2018, en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J. de Pree, gehoord.

Het hof heeft overwogen dat er geen bewijs is dat de verdachte psychisch of lichamelijk als detentieongeschikt moet worden aangemerkt. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte de benodigde psychische hulp alleen buiten detentie kan krijgen, maar het hof heeft vastgesteld dat er speciale maatregelen voor de verdachte zijn getroffen en dat justitie adequaat heeft gereageerd op zijn problemen. Het hof concludeert dat het belang van de verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis niet opweegt tegen het maatschappelijk belang om recidive te voorkomen.

Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

23-001886-18
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans verblijvende in te HvB Nieuwegein te Nieuwegein.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte
.Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de
voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2018.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 6 februari 2019 gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman, mr. B.J. de Pree.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering.

De beoordeling

De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte in detentie niet de psychische hulp krijgt die hij nodig heeft in de situatie waarin hij nu verkeert. Het hof is niet gebleken dat de verdachte psychisch of lichamelijk als detentieongeschikt moet worden aangemerkt. Een nadere onderbouwing van de stelling van de verdachte dat hij de voor hem benodigde psychische hulp alleen buiten detentie kan krijgen, door bijvoorbeeld een brief van de inrichtingspsycholoog, ontbreekt. Voorts blijken er speciale maatregelen voor de verdachte te zijn getroffen. Het hof gaat er van uit dat hiermee door justitie vooralsnog voldoende adequaat is gereageerd op de problemen van de verdachte. Het belang van de verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis weegt in die omstandigheden niet op tegen het maatschappelijk belang om recidive te voorkomen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 6 februari 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.M.H.P. Houben en B. van der Werf, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg, als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 6 februari 2019,
de advocaat-generaal