ECLI:NL:GHAMS:2020:1091

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
23-003370-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen in vereniging uit een supermarkt en slijterij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Roemenië in 1988 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte op 21 augustus 2019 betrokken was bij meerdere winkeldiefstallen bij twee winkels. De verdachte en de medeverdachte werkten nauw samen, waarbij ze in korte tijd achtereenvolgens de winkels binnengingen en goederen ontvreemden. De verdachte probeerde een medewerker af te leiden terwijl de medeverdachte de winkel verliet zonder te betalen. De ontvreemde goederen werden later aangetroffen in de kofferbak van de auto van de verdachte. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte en de medeverdachte niet anders konden worden gezien dan als een vooraf ontworpen samenstel van op diefstal gerichte handelingen.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straf in hoger beroep. Het hof bevestigde de straf, waarbij het de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging nam. Het hof weegt zwaar mee dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vergelijkbare feiten in Nederland, België en Groot-Brittannië. Het hof concludeerde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke omvang de enige passende afdoening was, en bevestigde het vonnis van de politierechter.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003370-19
datum uitspraak: 13 februari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-202919-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
- in de laatste zinsnede van het onder 1 bewezenverklaarde ‘mededaders’ verbeterd leest als ‘mededader’;
- de door de politierechter gehanteerde bewijsvoering vervangt door de navolgende;
- de onder 6 opgenomen strafmotivering vervangt door de navolgende.

Bewijsvoering

De overtuiging dat de verdachte het door de politierechter onder 1 en 2 bewezenverklaarde heeft begaan, grondt het hof op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het arrest zal, indien cassatieberoep wordt ingesteld, worden aangevuld met deze bewijsmiddelen.
Mede naar aanleiding van het in hoger beroep door de raadsman van de verdachte gevoerde bewijsverweer legt het hof aan het onder 1 bewezenverklaarde voorts de volgende bewijsoverwegingen ten grondslag.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat bij de winkeldiefstallen die op 21 augustus 2019 bij [winkel 1] en [winkel 2] zijn gepleegd sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Zij hebben deze winkels in een korte tijdspanne bezocht. Zij zijn daarbij steeds samen opgetrokken: zij gingen kort na elkaar de winkels binnen en verlieten deze ook weer kort na elkaar. In het filiaal van [winkel 1] deponeerden zij samen (dure) producten in hun winkelwagen, waarna de verdachte, kennelijk ter afleiding van een medewerker, een gesprek met hem aanknoopte, terwijl de medeverdachte het winkelpoortje passeerde zonder te betalen, waarop ook de verdachte de winkel verliet. In de winkel van [winkel 2] verplaatste de verdachte twee flessen alcohol. Hij wees de medeverdachte hierna een van deze flessen aan, waarna zij de flessen in haar tas stopte en zonder te betalen de winkel verliet. De van [winkel 1] ontvreemde goederen werden vervolgens aangetroffen in de kofferbak van een bij de verdachte in gebruik zijnde Opel Vectra. Dit geheel aan gedragingen van de verdachte en de medeverdachte kan naar uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden gezien dan als een tevoren ontworpen samenstel van op diefstal gerichte handelingen. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt dan ook verworpen.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander binnen een week schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen. Daarbij zijn op gewiekste wijze voor een aanzienlijk bedrag tal van goederen weggenomen. Aldus heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan het eigendomsrecht van anderen. Winkeldiefstal is een misdrijf dat niet alleen overlast oplevert voor (medewerkers van) het betrokken winkelbedrijf, maar ook bijdraagt aan het ontstaan van schade in het algemeen doordat winkelbedrijven het verlies van goederen als gevolg van diefstal zullen doorberekenen in de verkoopprijs, terwijl ook aanzienlijke kosten zijn gemoeid met het treffen van maatregelen ter voorkoming van winkeldiefstallen.
Blijkens een uittreksel uit de Nederlandse Justitiële Documentatie van de verdachte van 17 januari 2020 en een uittreksel uit de Roemeense Justitiële Documentatie van 27 augustus 2019 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van (winkel)diefstal in Nederland, België en Groot-Brittannië. Het hof weegt dit zwaar in het nadeel van de verdachte.
Bij deze stand van zaken ziet het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke omvang als enige passende afdoening. Het hof ziet dan ook – anders dan de raadsman – geen enkele aanleiding een deel daarvan in voorwaardelijke vorm op te leggen of de duur te beperken tot de reeds door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
Het hof acht, alles afwegende, de gevangenisstraf zoals opgelegd door de politierechter passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 februari 2020.
=========================================================================
[…]