Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierpagina’s 13-15). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van de verbalisant(en):
Op zondag 3 februari 2019 bevonden wij ons op de luchthaven Schiphol, in Aankomsthal 4. Omstreeks 10:30 uur zagen wij een man, die later [verdachte] bleek te zijn en die ons eerder die ochtend al was opgevallen doordat hij zoekend aan het rondkijken was. Omdat [verdachte] zich al lange tijd ophield in Aankomsthal 4 en constant op zijn telefoon bezig was, hebben wij besloten [verdachte] te observeren. Tijdens deze observatie zagen wij dat [verdachte] afhalersgedrag vertoonde door heen en weer te lopen naar Aankomsthal 3, daar door de ruiten te kijken naar de bagageband, zichtbaar op zoek naar iemand, en weer terug [te gaan] naar Aankomsthal 4.
Vervolgens ging [verdachte] weg en liep hij richting [Schiphol] Plaza en naar de parkeerautomaat bij de walk-away. Wij zagen wij [verdachte] betalen bij de parkeerautomaat en richting het World Trade Centre lopen. Voor de ingang van het World Trade Centre stond [verdachte] plotseling stil bij de uitgang naar P1. Wij zagen [verdachte] onrustig om zich heen kijken. Over de porto (het hof: portofoon) hoorden wij op dat moment dat twee personen waren aangehouden bij de G-Pier, die vermoedelijk verdovende middelen in hun lichaam hadden.
Tijdens de staandehouding (het hof: van [verdachte]) zag ik, [verbalisant 2], dat [verdachte] WhattsApp-berichten aan het verwijderen was van zijn telefoon. Wij hoorden [verdachte] zeggen dat hij een ticket wilde kopen bij de [maatschappij]-balie, maar dat ze geen ticket meer hadden voor Curaçao en dat hij toen weer weg is gegaan. Wij wisten dat [verdachte] zich meerdere uren had opgehouden in Aankomsthal 4.
[verdachte] heeft zijn rijbewijs uit zijn voertuig gehaald. Wij zijn om 12:30 uur overgegaan tot aanhouding (het hof: van [verdachte]). Na de aanhouding heb ik, [verbalisant 1], [verdachte] gefouilleerd en zijn telefoon in beslag genomen. [verdachte] wilde zijn telefoon niet afgeven en wilde hier niet aan meewerken. Toen ik, [verbalisant 2], de telefoon onder mij hield, reageerde [verdachte] agressief en geagiteerd.
2. Een proces-verbaal van bevinding en aanhouding van verdachte [medeverdachte] van 3 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (dossierpagina 77-79). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van de verbalisant(en):
Naar aanleiding van de grote toevoer van verdovende middelen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, vanuit diverse risicolanden werd op 3 februari 2019 omstreeks 11:05 uur door de Douane, Unit Fysieke Toezicht Passagiers, een verscherpte controle uitgevoerd op vlucht [vlucht 1], vanuit Curaçao. Deze verscherpte controle vond plaats in Aankomsthal 4 van de luchthaven Schiphol, ter hoogte van bagageband 22. Hier werd een passagier genaamd [medeverdachte] geselecteerd. [medeverdachte] werd, met zijn reisbescheiden en handbagage, voor verdere controle overgebracht naar een visitatieruimte.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], heb op 3 februari 2019 om 11:30 uur [medeverdachte] aangehouden als verdachte van vermoedelijke overtreding van artikel 2 van de Opiumwet.
3. Een proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden van verdachte [medeverdachte] van 3 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (dossierpagina’s 92-93). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van de verbalisant:
Ten tijde van zijn aanhouding was verdachte [medeverdachte] in het bezit van de hieronder genoemde reisbescheiden:
■ Een vliegticket met nummer [nummer 1], afgegeven ten name van [medeverdachte].
Dit vliegticket was geldig voor de volgende routes:
- Amsterdam naar Curaçao op 15-1-2019 met vlucht [vlucht 2];
- Curaçao naar Amsterdam op 2-2-2019 met vlucht [vlucht 1].
■ Een [maatschappij]-instapkaart, afgegeven ten name van [medeverdachte] voor vlucht [vlucht 1]. Deze instapkaart was geldig voor de route Curaçao-Amsterdam op 2-2-2019.
4. Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen inzake [medeverdachte] van 6 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] (dossierpagina’s 100-103). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van de verbalisant(en):
Op woensdag 6 februari 2019 omstreeks 07:00 uur bevonden wij ons in de uitpakruimte voor verdovende middelen op Schiphol. Wij hebben toen de zogenaamde slikkersbollen uitgepakt van verdachte [medeverdachte]. Bij hem werden in het totaal 122 slikkersbollen aangetroffen die wij nader hebben onderzocht. Wij zagen dat niet alle slikkersbollen qua grootte identiek aan elkaar waren, derhalve hebben wij de slikkersbollen onderverdeeld in categorieën A en D (het hof begrijpt: A tot en met D).
Het nettogewicht van de aangetroffen stof bedroeg in totaal circa 1059,2 gram.
Ik, [verbalisant 7], nam vier representatieve monsters van de aangetroffen stof, om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam. Bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol te Schiphol zijn de monsters vastgelegd door middel van sporen identificatienummers (SIN):
SIN A: [nummer 2]
SIN B: [nummer 3]
SIN C: [nummer 4]
SIN D: [nummer 5]
5. Een rapport van het Douane Laboratorium met nummer [nummer 6] van 8 februari 2019, opgesteld door de wetenschappelijk medewerker [naam 1] (los in het dossier opgenomen). Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 7-02-2019 ontving ik een verzegelde plastic zak met daarin:
[nummer 2]) een verzegeld plastic zakje met wit korrelig materiaal
[nummer 3]) een verzegeld plastic zakje met wit korrelig materiaal
[nummer 4]) een verzegeld plastic zakje met wit korrelig materiaal
[nummer 5]) een verzegeld plastic zakje met wit. korrelig materiaal
Het materiaal werd onderzocht met behulp van microchemische reacties en met behulp van gaschromatografie met massaselectieve detectie. Hierbij werd vastgesteld dat het materiaal van alle bovenvermelde SIN-nummers cocaïne bevatte.
6. Een proces-verbaal analyse telecom [medeverdachte] van 3 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (dossierpagina’s 23-25). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van de verbalisant:
Op zondag 3 februari 2019 werd [medeverdachte], geboren op [geboortedag 2]-1976 op Curaçao, aangehouden ter zake van vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Onder [medeverdachte] zijn onderstaande telecommunicatiemiddelen in beslag genomen:
- Samsung, SM-A300FU, zwart van kleur
- Simkaart in toestel
De inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte] is geanalyseerd. Bij deze analyse kwam naar voren dat WhatsApp-gesprekken plaatsvonden in de periode van 18 december 2018 tot en met 2 februari 2019 tussen [medeverdachte] en “[verdachte]” in de Papiamento taal. De WhatsApp-gesprekken zijn vertaald. Hier kwam naar voren dat:
- [medeverdachte] vraagt: “[naam 2], week is begonnen. Hoe gaat het? laat me weten of je dat ene ding doe";
- [verdachte] antwoordt: “200 gulden heb je nodig of euro?”
- [medeverdachte] antwoordt: “stuur het maar voor me, de 200 euro”;
- [medeverdachte] een afbeelding stuurt van de personalia-pagina van zijn paspoort;
- [medeverdachte] een afbeelding met zijn gegevens van zijn ABN-bankpas stuurt;
- [verdachte] een afbeelding stuurt van een geldtransactie van 200 euro via Western Union;
- op de afbeelding van deze transactie te zien is dat de afzender [verdachte] is;
- [verdachte] een afbeelding van een krantenartikel stuurt met als kop dat Schiphol veel 100%-controles laat lopen i.v.m. personeelstekort;
- [medeverdachte] vraagt: “kan ik er gewoon op eten”;
- [verdachte] hierop antwoordt: “ja” “brood” “droge rijst” “alleen droge dingen”;
- [medeverdachte] vraagt: “kan ik wel een bier drinken op ding?”;
- [verdachte] hierop antwoordt: “beter van niet” “het opent je”;
- [medeverdachte] vraagt: “Waar? Haal het aan de kant";
- [medeverdachte] zegt: “alleen 6 brood heb ik net gekocht”;
- [verdachte] antwoordt: “helemaal, nik meer zeggen. Doe je best [naam 2]”;
- [verdachte] zegt: “nu gaat het ding omhoog”;
- [medeverdachte] antwoordt: “zo direct om 8 uur stijgt het”
7. Een proces-verbaal vaststellen telefoonnummer [verdachte] van 3 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (dossierpagina’s 20 tot en met 22). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van de verbalisant:
[verdachte] heeft in 2015 opgegeven gebruiker te zijn van telefoonnummer [telefoonnummer 2]. [verdachte] gebruikt bijnamen, waaronder “[verdachte]”, “[verdachte]” en “[verdachte]”. In de in beslag genomen telefoon van de op 3 februari 2019 aangehouden [medeverdachte] werd een WhatsApp-gesprek aangetroffen tussen (het hof: het nummer van) [medeverdachte] en “[verdachte]” met telefoonnummer [telefoonnummer 2].
8. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 5 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9] (dossierpagina’s 49-56). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de vragen (V) en opmerkingen (O) van de verbalisanten en, in antwoord (A) daarop als de verklaring van verdachte [verdachte]:
O: Op 3 februari 2019, de dag dat u op Schiphol was, is [medeverdachte] aangehouden voor het invoeren van verdovende middelen. In zijn inbeslaggenomen telefoon zijn WhatsApp-gesprekken gevonden waarin hij contact heeft met telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Kent u dat nummer?
A: Ja van mij (…). Oke ik ken [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte]) wel, ik moest hem ophalen. Hij had me geappt om hem op te halen en (hij) zou mij iets geven.
W: Wist u met elke vlucht hij aankwam?
A: Ja, met [maatschappij].
V: Terugkomende op de WhatsApp-gesprekken met [medeverdachte]. Er is een WhatsApp-gesprek aangetroffen tussen [medeverdachte] en u. Hierin wordt gevraagd door [medeverdachte]: “Kan ik gewoon op eten?”, waar u op antwoordt: "ja brood" "droge rijst" "alleen droge dingen". Wat bedoelt u hiermee?
A: [medeverdachte] zijn probleem.
V: Wij tonen u afbeelding 2 (het hof begrijpt: de hiervoor in bewijsmiddel 6 genoemde afbeelding van een geldtransactie van 200 euro via Western Union). Wat ziet u?
A: [medeverdachte] heeft mij gevraagd om 200 euro.
=========================================================================
[…]