ECLI:NL:GHAMS:2020:1135
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis wegens geschokte rechtsorde en onvoldoende persoonlijke omstandigheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad. Het verzoek werd ingediend op 3 april 2020, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, en gehoord in raadkamer via een videoverbinding. De advocaat-generaal was ook aanwezig tijdens de zitting.
Het hof heeft de ernst en aard van de verdenking in overweging genomen en geconcludeerd dat er nog steeds sprake is van een geschokte rechtsorde. De vrijlating van de verdachte zou naar verwachting leiden tot publiek onbehagen en maatschappelijke onrust. De verdediging voerde aan dat de detentie voor de verdachte onder de huidige omstandigheden meer belastend is geworden, vooral omdat de moeder van de verdachte in het ziekenhuis ligt vanwege corona. Het hof oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, met de overweging dat er geen zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden waren die een schorsing rechtvaardigden. De beschikking is gegeven in raadkamer en de advocaat-generaal heeft deze ter kennis van de verdachte gebracht.