ECLI:NL:GHAMS:2020:1135

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
23/000305-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis wegens geschokte rechtsorde en onvoldoende persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad. Het verzoek werd ingediend op 3 april 2020, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, en gehoord in raadkamer via een videoverbinding. De advocaat-generaal was ook aanwezig tijdens de zitting.

Het hof heeft de ernst en aard van de verdenking in overweging genomen en geconcludeerd dat er nog steeds sprake is van een geschokte rechtsorde. De vrijlating van de verdachte zou naar verwachting leiden tot publiek onbehagen en maatschappelijke onrust. De verdediging voerde aan dat de detentie voor de verdachte onder de huidige omstandigheden meer belastend is geworden, vooral omdat de moeder van de verdachte in het ziekenhuis ligt vanwege corona. Het hof oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, met de overweging dat er geen zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden waren die een schorsing rechtvaardigden. De beschikking is gegeven in raadkamer en de advocaat-generaal heeft deze ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

De rechtsgang

Gezien het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte van 3 april 2020;
Gezien de stukken die betrekking hebben op de voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2020;
Gehoord in raadkamer op 9 april 2020 de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.T. Brassé namens mr. J.S.W. Boorsma.
De verdachte en zijn raadsvrouw zijn middels een videoverbinding in raadkamer gehoord.
Gezien het bepaalde in artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering.

De beoordeling

Gelet op de ernst en aard van de verdenking is het hof van oordeel dat, anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, er nog steeds sprake is van een geschokte rechtsorde, in die zin dat aannemelijk is dat de vrijlating van de verdachte thans een zodanig publiek onbehagen teweeg zal brengen dat dit zou leiden tot maatschappelijke onrust.
Met betrekking tot het door de verdachte gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van ernstige bezwaren ter zake van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Dat de moeder van de verdachte in het ziekenhuis ligt wegens corona is niet een zodanige omstandigheid.
Dat de detentie voor de verdachte onder de huidige omstandigheden meer belastend is geworden, is niet onaannemelijk maar levert thans geen grond op om tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan.
Het hof zal het verzoek van de verdachte afwijzen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 9 april 2020 in raadkamer van dit hof door
mr. M.F.J.M. de Werd voorzitter,
mrs. M.J.A. Duker en M. Senden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij, als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt deze beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam 9 april,
de advocaat-generaal