Op 7 mei 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam in raadkamer een tussenbeschikking genomen met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol. De verdachte heeft verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis, waarbij hij heeft aangevoerd dat hij een verhoogd gezondheidsrisico loopt door zijn langdurige verslavingsverleden en de omstandigheden in de detentie, vooral in het licht van de COVID-19 pandemie. Het hof heeft kennisgenomen van het verzoek en de relevante stukken, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 maart 2020. Tijdens de behandeling in raadkamer is de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdachte, die telefonisch is gehoord met bijstand van zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een meerpersoonscel bevindt op een quarantaineafdeling, waar meerdere personen besmet zijn geweest met het COVID-19 virus. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte, gezien de omstandigheden, een reëel risico loopt op besmetting. Het hof heeft besloten dat het noodzakelijk is om meer informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden en heeft de advocaat-generaal verzocht om vragen te stellen aan de vestigingsdirecteur van DCS Schiphol. Het hof heeft de beslissing op het hoger beroep aangehouden tot de raadkamer van 20 mei 2020, zodat de advocaat-generaal de gestelde vragen kan laten beantwoorden. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren in tegenwoordigheid van de griffier.