ECLI:NL:GHAMS:2020:168

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
23-002971-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen woningoverval met bedreiging met geweld en braak, afpersing, diefstal in vereniging en poging tot diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een gewelddadige woningoverval die plaatsvond op 14 november 2015 in Amsterdam. Tijdens deze overval werd een bewoonster met een mes bedreigd en werden verschillende goederen, waaronder laptops en een pinpas, gestolen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op het moment van de overval in de buurt van de plaats delict bevond, en dat zijn DNA is aangetroffen op een theedoek die bij de overval is gebruikt. Daarnaast zijn er tapgesprekken gevoerd die duiden op de verkoop van gestolen goederen. Het hof heeft de verdachte als mededader aangemerkt en heeft zijn verweer tot vrijspraak verworpen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn jeugdige leeftijd en eerdere veroordelingen. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002971-17
datum uitspraak: 28 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-680171-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 14 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een of meer laptop(s) (merk: Apple en/of Samsung) en/of een telefoon (merk: Apple) en/of een pinpas (op naam van [benadeelde 1]) en/of een ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of voornoemde laptop(s) en/of telefoon en/of pinpas en/of ring onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer deur(en) van voornoemde woning en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), naar voornoemde [benadeelde 1] is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) een mes, althans

een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben gehouden en/of (hierbij) voornoemde [benadeelde 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ga slapen op die kankerkussens en niet kijken met je kankerbek" en/of "Waar is die kanker pinpas" en/of "Wat is je rekeningnummer en wat is je kanker pincode" en/of "Ik bel je zo als het goed is. Als het niet goed is dan moet je dippen" en/of "Waar is het losgeld en waar is het goud" en/of "Als ik iets vind dan sta ik niet voor mij zelf in" en/of "Je hebt een ring, geef die kanker ring hier" en/of "Je moet twintig minuten blijven liggen. Je mag niet de politie bellen. Als je de politie belt dan gebeurt er wat", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 14 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer laptop(s) (merk: Apple en/of Samsung) en/of een telefoon (merk: Apple) en/of een pinpas (op naam van [benadeelde 1]) en/of een ring, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) naar voornoemde [benadeelde 1] is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben gehouden en/of (hierbij) voornoemde [benadeelde 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ga slapen op die kankerkussens en niet kijken met je kankerbek" en/of "Waar is die kanker pinpas" en/of "Wat is je rekeningnummer en wat is je kanker pincode" en/of "Ik bel je zo als het goed is. Als het niet goed is dan moet je dippen" en/of "Waar is het losgeld en waar is het goud" en/of "Als ik iets vind dan sta ik niet voor mij zelf in" en/of "Je hebt een ring, geef die kanker ring hier" en/of "Je moet twintig minuten blijven liggen. Je mag niet de politie bellen. Als je de politie belt dan gebeurt er wat", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;

2.hij op of omstreeks 14 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een een of meer geldbedrag(en) (in totaal 150 euro), geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een gestolen bankpas (op naam van [benadeelde 1]);

3.hij op of omstreeks 14 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een een of meer geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door met een gestolen bankpas (op naam van [benadeelde 1]), opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar een geldautomaat is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gepoogd een of meer pintransactie(s) uit te voeren met voornoemde bankpas.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal vanwege doelmatigheidsredenen worden vernietigd.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken omdat geen van de bewijsmiddelen – ook niet in combinatie met elkaar – de verdachte bindt aan de woningoverval. Dat de verdachte op het moment van het plegen van de overval in de buurt was en eerder misdrijven heeft gepleegd, maakt dat niet anders.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 november 2015 omstreeks 06:45 uur heeft in een woning gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam een gewelddadige overval plaatsgevonden. Een van de bewoonsters is daarbij met een mes bedreigd. De vraag waarvoor het hof zich gesteld ziet, is of de verdachte een van de twee daders is geweest. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend, waarvoor het volgende van belang is.
De verdachte was rond het tijdstip van de overval in de buurt van de plaats delict
Op camerabeelden van de openbare weg in de buurt van de [adres 2] in Amsterdam, opgenomen op 14 november 2015 tussen 05:56 uur en 06:52 uur, zijn verschillende personen te zien (p. 200-217). Een van die personen is door drie politieambtenaren herkend als zijnde de verdachte. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen, zodat het bewezen acht dat de verdachte zich in bedoelde periode in de buurt van de plaats delict bevond. Meer in het bijzonder blijkt uit de beelden dat:
- de verdachte met twee andere personen om 05:56 uur uit de [adres 2] komt en in de richting loopt van de woning van het slachtoffer.
- dezelfde personen om 06:30 uur uit de [adres 2], uit de richting van de woning van het slachtoffer, komen lopen.
- de verdachte met een ander om 06:37 uur (opnieuw) in de richting van de [adres 2] loopt, in de richting van de woning van het slachtoffer.
DNA van de verdachte is aangetroffen op een theedoek die bij de overval is gebruikt
Een van de overvallers had blijkens de aangifte van het slachtoffer een theedoek voor zijn mond (p. 42). Na de overval is op de grond achter de centrale toegangsdeur van de woning een theedoek aangetroffen (p. 38), die door het slachtoffer is herkend als een van de theedoeken uit de woning. De theedoek is inbeslaggenomen en onderzocht op aanwezigheid van DNA. Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is inderdaad op de theedoek celmateriaal (mengprofiel) aangetroffen, dat afkomstig kan zijn van minimaal vier personen, waarvan tenminste één man. Het NFI heeft geconcludeerd dat de hypothese die inhoudt dat de bemonstering van de theedoek DNA bevat van de vier bewoonsters, verdachte en twee willekeurige onbekende personen ten minste honderdduizend keer waarschijnlijker is dan de hypothese die inhoudt dat die bemonstering DNA bevat van de vier bewoonsters en drie willekeurige onbekende personen. Het hof zal bij het beoordelen van de bewijsbeslissing uitgaan van deze - deugdelijk gemotiveerde - bevindingen en conclusies van het NFI. Anders dan bepleit door de raadsvrouw ziet het hof geen aanleiding de hieruit volgende bewijskracht te relativeren. Het hof acht deze bewijskracht dan ook dermate sterk dat de kans verwaarloosbaar gering kan worden geacht dat het betreffende DNA-materiaal niet van de verdachte is.
Tapgesprekken
Nog op de dag van de overval en in de daarop volgende dagen heeft de verdachte gesprekken die niet anders kunnen worden geduid dan als betrekking hebbend op gestolen laptops, tablets, iPhones en sieraden, die de deelnemers aan het gesprek (waaronder dus de verdachte) zo snel mogelijk willen verkopen. Bij de overval zijn onder meer twee laptops, een iPhone en een ring buitgemaakt.
Conclusie
De aanwezigheid van de verdachte op de openbare weg in de buurt van de woning van het slachtoffer kort voor het tijdstip van de overval, in combinatie met het aantreffen van DNA van de verdachte op de bij de overval gebruikte theedoek en met de genoemde telefoongesprekken, is redengevend voor het oordeel dat de verdachte een van de overvallers is geweest. Dat kan anders zijn indien de verdachte een verifieerbare, die redengevendheid ontzenuwende verklaring aflegt. Maar daarvan is geen sprake. De verdachte heeft geen enkele verklaring kunnen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA op een theedoek die in de woning is aangetroffen. De enkele impliciete suggestie van de raadsvrouw dat het DNA afkomstig zou kunnen zijn van een mannelijk familielid van de verdachte (een neef of zijn toentertijd circa tweejarig broertje) is daartoe bepaald onvoldoende. Ook de verklaring van de verdachte dat hij mogelijk op de beelden te zien is, maar dat hij toen, na een avond stappen, op weg naar huis ([adres 3]) was, overtuigt allerminst. Uit de camerabeelden blijkt immers dat de verdachte kort voor het tijdstip van de overval op tijdvakken gedurende ruim 40 minuten lopend is gezien in of in de directe omgeving van de [adres 2]. Dergelijk gedrag duidt er niet bepaald op dat de verdachte daadwerkelijk op weg naar huis was. Bovendien heeft de verdachte deze alternatieve lezing op geen enkele wijze handen en voeten gegeven, zodat zij door het hof terzijde wordt geschoven. Hetzelfde geldt voor de verklaring van de verdachte dat de telefoongesprekken mogelijk betrekking hadden op op andere momenten gestolen waar.
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de verdachte geen van beide overvallers kan zijn geweest, gelet op de omschrijving die het slachtoffer van de overvallers heeft gegeven, met name waar het de lengte van de overvallers betreft.
Het hof hecht geen doorslaggevende waarde aan het enigszins afwijkende signalement op dit punt. Daarbij moet bedacht worden dat het slachtoffer de waarnemingen heeft gedaan in een – zacht gezegd – verre van ideale situatie: zij is uit haar slaap gerukt, moest haar ogen afwenden en heeft vanuit liggende positie de over haar heen gebogen en met een mes gewapende overvaller waargenomen. In een dergelijke situatie kan aan een inschatting van de lengte van de betreffende overvaller niet die waarde worden gehecht die de raadsvrouw daaraan toegekend wenst te zien.
Het voorgaande laat naar het oordeel van het hof geen andere conclusie toe dan dat de verdachte als mededader betrokken is geweest bij de woningoverval. De diefstal van geld met de tijdens de overval buitgemaakte pinpas en pincode en de pogingen daartoe hangen onlosmakelijk samen de overval en het daaraan ten grondslag liggende plan dat door de twee overvallers is gemaakt, te weten het door diefstal vergaren van geld of voorwerpen die te gelde gemaakt konden worden. Daarom is ten aanzien van ook deze feiten sprake van mededaderschap.
Alles afwegend en in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in alle onderdelen verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 14 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen laptops (merk: Apple en Samsung), een telefoon (merk: Apple) en een pinpas op naam van [benadeelde 1], toebehorende aan [benadeelde 1] of [benadeelde 2], waarbij de verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak van een deur van voornoemde woning en welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader naar [benadeelde 1] zijn toegegaan, een mes aan [benadeelde 1] hebben getoond en voorgehouden en dat mes in de richting van [benadeelde 1] hebben gehouden en hierbij [benadeelde 1] de woorden hebben toegevoegd: "Ga slapen op die kankerkussens en niet kijken met je kankerbek", "Waar is die kanker pinpas", "Wat is je rekeningnummer en wat is je kanker pincode", "Ik bel je zo als het goed is. Als het niet goed is dan moet je dippen", "Waar is het los geld en waar is het goud", "Als ik iets vind dan sta ik niet voor mij zelf in" en "Je moet twintig minuten blijven liggen. Je mag niet de politie bellen. Als je de politie belt dan gebeurt er wat".

en
hij op 14 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en die ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een ring en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en zijn mededader naar [benadeelde 1] zijn toegegaan, een mes aan [benadeelde 1] hebben getoond en voorgehouden, dat mes in de richting van [benadeelde 1] hebben gehouden en hierbij [benadeelde 1] de woorden hebben toegevoegd: “Je hebt een ring, geef die kanker ring hier".

3.hij op 14 november 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geldbedragen, toebehorend aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik trachtten te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen bankpas op naam van [benadeelde 1], naar een geldautomaat is toegegaan waarna hij en zijn mededader hebben gepoogd pintransacties uit te voeren met voornoemde bankpas.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft zich in het kader van de strafoplegging op het standpunt gesteld dat er in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het delict en de positieve ontwikkeling in zijn persoonlijke omstandigheden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval, waarbij de toegang tot die woning is verkregen door middel van braak, en (pogingen tot) diefstal met gebruik van een bij die overval buitgemaakte pinpas. Het slachtoffer [benadeelde 1] is door het handelen van de verdachte en de mededader uit haar slaap gerukt en vervolgens op ernstige wijze bedreigd met een mes. De verdachte en de mededader hebben eigendommen van [benadeelde 1] en een medebewoonster buitgemaakt: laptops, een telefoon, een gouden ring, een pinpas en geld. Door deze grove beroving op een plaats waar de slachtoffers zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. is aan hen (aanzienlijke) materiële schade toegebracht. De overval moet daarnaast in het bijzonder voor het slachtoffer [benadeelde 1], die zich op een zeer kwetsbaar moment geconfronteerd zag met twee overvallers die het gebruik van ernstige bedreigingen niet schuwden, een huiveringwekkende en angstaanjagende ervaring zijn geweest. Zij zal de nare herinnering hieraan nog lang met zich dragen en moeten leren omgaan met de psychische gevolgen die zij heeft ondervonden van het handelen van de verdachte en zijn mededader. De feiten kunnen dan ook niet anders worden gekwalificeerd dan als buitengewoon ernstig. Daar komt bij dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 januari 2020 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor inbraken. De verdachte heeft op geen enkele manier inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen en geen enkele verantwoordelijkheid daarvoor genomen. Het hof rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Het bovenstaande leidt ertoe dat, mede tegen de achtergrond van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor overvallen op een woning, geen andere straf dan een fikse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Het hof heeft daarbij ook onder ogen gezien dat de verdachte ten tijde van de overval nog jeugdig was (19 jaar) en dat hij inmiddels zijn leven kennelijk een positieve wending heeft gegeven. Dit laatste kan er echter gelet op de ernst van de feiten niet toe leiden dat een andere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren wordt opgelegd. Ook het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in verband daarmee de veroordeling van de verdachte in 2016 wegens een inbraak, vormen geen aanleiding anders te oordelen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.099,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 260,40. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering moet worden toegewezen tot het bedrag dat in eerste aanleg aan de benadeelde partij is toegekend en dat ter zake daarvan een schadevergoedings-maatregel dient te worden opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het in hoger beroep aan de orde zijnde bedrag. De onderbouwde stellingen van de benadeelde partij dienaangaande zijn van de zijde van de verdachte niet (gemotiveerd) betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ingetreden. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.083,20, bestaande uit € 3.025 ter compensatie van immateriële schade en € 3.058,20 (€ 1.359,20 laptop Apple, € 659,00 telefoon Apple, € 150,00 contant geld en
€ 890,00 ring [winkel]) als vergoeding voor materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep integraal toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de gehele vordering moet worden toegewezen en dat ter zake daarvan een schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De onderbouwde stellingen van de benadeelde partij dienaangaande zijn van de zijde van de verdachte niet (gemotiveerd) betwist. Dit deel van de vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Evenzeer is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof schat de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid op het gevorderde bedrag van € 3.025,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op:
- het buitengewoon gewelddadige en angstaanjagende karakter van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte;
- de ingrijpende en grove inbreuk die hij heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de benadeelde partij;
- het psychisch letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen in de vorm van angst- en stemmingsklachten na de overval, voor welke problematiek zij zich onder psychologische behandeling heeft moeten stellen.
De toe te wijzen bedragen zullen, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ingetreden. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 260,40 (tweehonderdzestig euro en veertig cent), ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 2], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 260,40 (tweehonderdzestig euro en veertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 14 november 2015.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 6.083,20 (zesduizend drieëntachtig euro en twintig cent), bestaande uit € 3.058,20 (drieduizend achtenvijftig euro en twintig cent) aan materiële schade en € 3.025,00 (drieduizend vijfentwintig euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 6.083,20 (zesduizend drieëntachtig euro en twintig cent), bestaande uit € 3.058,20 (drieduizend achtenvijftig euro en twintig cent) aan materiële schade en € 3.025,00 (drieduizend vijfentwintig euro) aan immateriële
schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 65 (vijfenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 14 november 2015.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. H.M.J. Quaedvlieg, F.M.D. Aardema en M.C.A.E. van Binnebeke, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 januari 2020.
mr. M.C.A.E. van Binnebeke is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.