ECLI:NL:GHAMS:2020:1874
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake verkoop van cocaïne met strafoplegging
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 februari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997, was veroordeeld voor het opzettelijk verkopen van cocaïne, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de samenleving met zich meebrengt. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die dezelfde straf als door de politierechter had gevorderd. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoon van de verdachte, in zijn overwegingen betrokken. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan de verkoop van cocaïne, wat niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook bijdraagt aan criminaliteit en onrust in de samenleving.
Bij de aanhouding van de verdachte zijn er drugs aangetroffen, wat erop wijst dat deze bestemd waren voor de handel. Het hof heeft geconcludeerd dat de straffen zoals opgelegd door de politierechter gerechtvaardigd zijn en heeft het vonnis bevestigd, met inachtneming van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing van het hof is genomen in een openbare terechtzitting, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was.