ECLI:NL:GHAMS:2020:1924

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
23-002574-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meermalen gepleegde diefstal met alternatieve scenario's en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1969 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor meermalen gepleegde diefstal. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 22 juni 2016. De tenlastelegging omvatte diefstal van goederen uit verschillende winkels in Alkmaar op 23 februari 2016. De verdachte heeft betoogd dat hij de goederen had gekocht en heeft een alternatieve lezing gepresenteerd. Het hof heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, onderbouwd door getuigenverklaringen en aangiften van de betrokken winkels. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. Het hof heeft de verdachte aangemoedigd om zijn positieve gedragsverandering voort te zetten door hem een voorwaardelijke straf op te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002574-16
datum uitspraak: 8 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-041231-16 tegen
[Verdachte],
geboren te Amsterdam op [Geboortedatum] 1969,
adres: [Adres 1] Den Helder,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Midden Holland - HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2016 in de gemeente Alkmaar, meermalen, in elk geval eenmaal, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, in elk geval aan een ander dan aan verdachte:
- in/uit een winkel, gelegen aan [Adres 3] , een paar schoenen (Le Coq Sportif, maat 43), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Winkel 1] " en/of
- in/uit een winkel, gelegen aan de [Adres 2] , een parfum (David Beckham, 50 milliliter en/of een scheermes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Winkel 2] " en/of
- in/uit een winkel, gelegen aan de [Winkel 2] , twee (Tefal) koekenpannen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de " [Winkel 3] " en/of
- in/uit een winkel, gelegen aan [Adres 5] , een jas (Denim Skans. Co.), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Winkel 4] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een (iets) andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken op grond van het volgende.
Op basis van de stukken in het dossier niet kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstallen. Bovendien is het door de verdachte geschetste alternatieve scenario – dat inhoudt dat hij de in de tenlastelegging genoemde goederen vlak voor zijn aanhouding van iemand had gekocht – niet ongeloofwaardig.
Het hof neemt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen het volgende als vaststaand aan.
Getuige [Persoon 1] heeft de verdachte op 23 februari 2016 vanaf ongeveer 11.00 uur door Alkmaar zien lopen; hem viel op dat de verdachte na enige tijd met twee tassen liep: niet alleen de rugzak waarmee [Persoon 2] hem eerder had zien lopen, maar ook nog een grote zwarte tas. Omdat deze getuige de situatie niet vertrouwde, besloot hij de verdachte te volgen en 112 te bellen. De getuige zag vervolgens dat de verdachte in de [Adres 6] de winkels [Winkels] binnenliep. Bij het verlaten van [Winkel 5] werd de verdachte staande gehouden door de politie. Bij de doorzoeking van de tassen van de verdachte zijn (onder meer) de volgende goederen aangetroffen: twee pannen van het merk Tefal, een jas, een fles parfum en scheermesjes. Ook droeg de verdachte sportschoenen van het merk Le Coq Sportif, die eruit zagen alsof ze net in gebruik waren genomen. Ten aanzien van precies al deze goederen is diezelfde dag namens [Winkel 6] , [Winkel 5] en [Winkel 7] , en een dag later door [Winkel 8] , aangifte gedaan van diefstal in hun filiaal/vestiging in de [Adres 6] in Alkmaar. In de aangiften van [Winkel 6] , [Winkel 5] en [Winkel 7] staat 23 februari 2016 vermeld als pleegdatum; de diefstal bij [Winkel 8] zou hebben plaatsgevonden tussen 22 en 24 februari 2016.
Gelet op (i) de aanwezigheid van de verdachte in [Winkels] in de [Adres 6] te Alkmaar in de ochtend van 23 februari 2016, (ii) het zeer kort daarna aantreffen van de bij voornoemde winkels gestolen goederen in beide tassen van de verdachte zonder dat hij daarvoor enig bewijs van betaling bij zich had, waarbij opvalt dat de verdachte op een eerder moment van de ochtend slechts één tas in gebruik had en (iii) voornoemde aangiften van diefstal van juist de goederen die onder de verdachte zijn aangetroffen, is naar het oordeel van het hof geen andere conclusie mogelijk dan dat de verdachte deze goederen heeft gestolen. De omstandigheid dat het dossier geen concreet bewijs bevat van de aanwezigheid van de verdachte in de winkels [Winkel 8] en [Winkel 7] doet aan dit oordeel niet af.
Voor de alternatieve lezing die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt, terwijl hij die lezing ook ter terechtzitting op geen enkele wijze handen en voeten heeft gegeven, zodat deze door het hof als onwaarschijnlijk terzijde wordt geschoven.
Alles afwegend en in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft begaan. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in alle onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2016 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden:
- uit een winkel, gelegen aan [Adres 3] , een paar schoenen (Le Coq Sportif, maat 43), toebehorende aan [Winkel 8] en
- uit een winkel, gelegen aan de [Adres 2] , een parfum (David Beckham, 50 milliliter) en een scheermes, toebehorende aan [Winkel 9] en
- uit een winkel, gelegen aan de [Adres 7] , twee Tefal koekenpannen, toebehorende aan [Winkel 5] en
- uit een winkel, gelegen aan [Adres 5] , een jas (Denim Skans. Co.), toebehorende aan [Winkel 7] .
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft zich in het kader van de strafoplegging op het standpunt gesteld dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, het tijdsverloop sinds de feiten en de positieve ontwikkeling in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aangezien hij zich vrijwillig heeft aangemeld voor een behandeltraject bij [instelling] (Terwille Verslavingszorg).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse winkeldiefstallen. Hij is op strooptocht gegaan en heeft een aanzienlijk aantal goederen gestolen in vier verschillende winkels. Aldus heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan het eigendomsrecht van anderen. Winkeldiefstal is een misdrijf dat niet alleen overlast oplevert voor (medewerkers van) het betrokken winkelbedrijf, maar ook bijdraagt aan het ontstaan van schade in het algemeen doordat winkelbedrijven het verlies van goederen als gevolg van diefstal zullen doorberekenen in de verkoopprijs, terwijl ook aanzienlijke kosten zijn gemoeid met het treffen van maatregelen ter voorkoming van winkeldiefstallen. Daarbij komt dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 juni 2020 dat de verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van winkeldiefstallen en dat hij zich ook ná de onderhavige feiten opnieuw schuldig heeft gemaakt aan (winkel)diefstallen, waarvoor hij inmiddels onherroepelijk is veroordeeld. De eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom in de fout te gaan. Dit moet leiden tot oplegging van een gevangenisstraf.
In strafmatigende zin houdt het hof echter rekening met de tijd – ruim vier jaren – die sinds het bewezenverklaarde is verstreken en (in het verlengde van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht) met de omstandigheid dat de verdachte in de tussentijd diverse malen is veroordeeld. Daarbij neemt het hof in ogenschouw dat de verdachte op dit moment gemotiveerd lijkt voor gedragsverandering en wil toewerken naar een delictvrij bestaan en zich daartoe vrijwillig heeft aangemeld voor een behandeltraject bij De [instelling] in Groningen. Het hof juicht deze (kennelijke) positieve gedragsverandering toe en ziet (onder meer) hierin reden de verdachte – als stimulans om deze intentie tot verandering ook daadwerkelijk om te zetten in daden – een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, die mede kan dienen als stok achter deur voor de momenten dat de verdachte in de verleiding komt in zijn oude gedrag te vervallen.
Het hof komt, al het vorenstaande afwegende, tot het oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juli 2020.