Op 8 juli 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 1 mei 2018 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren te Liverpool, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen op Schiphol, waaronder diefstal van tabak en sloffen sigaretten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een aanvulling op de bewijsoverweging en een gewijzigde strafmotivering. Het hof constateert dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg.
Tijdens de zitting op 24 juni 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 februari 2018 is aangehouden op Schiphol met sloffen sigaretten en dat hij eerder al was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De bewijsoverwegingen zijn aangevuld met camerabeelden die de verdachte in verband brengen met de diefstallen. Het hof oordeelt dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstallen.
De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf in stand gehouden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de straf te wijzigen, ondanks de overschrijding van de redelijke termijn. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van het eigendomsrecht van anderen.