ECLI:NL:GHAMS:2020:1929

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
23-001232-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake het voorhanden hebben van pepperspray

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 18 maart 2019, waarin hij was veroordeeld voor het voorhanden hebben van een busje pepperspray, wat in strijd is met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met giftige en/of verstikkende stoffen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het tenlastegelegde feit. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair zeven dagen hechtenis. Het hof overwoog dat het ongecontroleerde bezit van pepperspray een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte had geen gebruik gemaakt van zijn aanwezigheidsrecht tijdens de zitting en het hof zag geen aanleiding om van de eerder opgelegde straf af te wijken. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001232-19
datum uitspraak: 8 juli 2020
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-060873-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 juni 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 maart 2018 te Amsterdam, een busje pepperspray, bestemd voor het treffen van personen met een giftige, verstikkende, weerloos makende en traanverwekkende stof van categorie II onder 6° (van de Wet wapens en munitie), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair zeven dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een busje pepperspray. Het ongecontroleerde bezit van pepperspray brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en bergt het risico op het gebruik daarvan in zich, met alle – mogelijk ingrijpende – gevolgen van dien.
In het kader van de strafoplegging heeft het hof gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. De door de politierechter opgelegde straf loopt daarmee in de pas en het hof neemt die dan ook tot uitgangspunt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen gebruik gemaakt van zijn aanwezigheidsrecht en daarmee ook niet van de gelegenheid zijn verzoek om een andere strafmodaliteit – zoals neergelegd in het grievenformulier van 28 maart 2019 – toe te lichten. Het hof ziet daarom geen aanleiding van het eerder genoemde uitgangspunt af te wijken of de geldboete te matigen. Ook overigens ziet het hof geen redenen een andere straf op te leggen. Voor zover bekend, heeft de verdachte werk en het is onduidelijk gebleven waarom hij een geldboete van na te melden hoogte niet zou kunnen of willen betalen.
Alles afwegende, is het hof is van oordeel dat de straf zoals die door de politierechter is opgelegd en zoals die is geëist door de advocaat-generaal, zonder meer gerechtvaardigd is.
Alles afwegende acht het hof, conform de eis van de advocaat-generaal, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 4 april 2018 onder CJIB-nummer 1132542003218221.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. A.M. van Woensel en mr. P.F.E. Geerlings in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juli 2020.